Competenties

      1 Interpersoonlijk competent:

     1.1 Ik beheers sociale en communicatieve vaardigheden zoals gespreksvaardigheden, luistervaardigheden,                    feedbackvaardigheden.

     1.2 Ik kan sociale interacties bij een cliënt herkennen en verklaren.

     1.3   Ik schep een klimaat voor samenwerking met de cliënten en tussen de cliënten onderling.

     1.4   Ik spreek cliënten aan op ongewenst gedrag en stimuleer gewenst gedrag.

     1.5   Ik maak cliënten medeverantwoordelijk voor een goed werk- en leefklimaat in de groep.( wonen en dagbesteding)

 

      2 Agogisch competent:

      2.1 Ik heb een beeld van de leef- en belevingswereld van MZ/SW doelgroepen.

     2.2   Ik stem mijn taalgebruik en omgangsvormen af op mijn cliënten.

     2.3   Ik stimuleer zelfstandigheid en initiatief van cliënten.

     2.4   Ik herken en houd rekening met verschillen tussen cliënten.

     2.5   Ik signaleer ontwikkelings- of gedragsproblemen bij cliënten en laat zien dat ik hiermee in mijn begeleiding rekening houd.

 

      3 Vakinhoudelijk & methodisch competent:

      3.1 In kan begeleidingsmethodieken me eigen maken en toepassen.

     3.2   Ik maak bij mijn begeleiding gebruik van moderne middelen, waaronder ICT.

     3.3   Ik laat zien dat ik bij het ontwerpen en uitvoeren van mijn begeleiding rekening houd met verschillen tussen de cliënten.

     3.4   Ik kan eventuele gedragsproblemen bij cliënten signaleren en laat zien dat ik daar in mijn begeleiding rekening mee houd.

 

     4 Organisatorisch competent:

     4.1 Ik kan plannen en structureren.

     4.2   Ik maak werkbare afspraken met de cliënten en hanteer die consequent.

     4.3   Ik organiseer de praktische kant van mijn begeleiding effectief en efficiënt.

     4.4   Ik houd voor mijn begeleiding een lange termijn planning aan die bij de cliënten( indien mogelijk) bekend is en waar zij hun  eigen doelstelling op kunnen afstemmen.

 

      5 Competent in het samenwerken met collega's:

     5.1 Ik kan – in verschillende rollen – samenwerken in een team.

     5.2   Ik geef en ontvang collegiale feedback.

     5.3   Ik maak samen met collega’s zorgleefplannen voor cliënten en ben betrokken bij het naleven daarvan.

     5.4   Ik werk met collega’s samen aan de ontwikkeling en verbetering van mijn instelling

 

     6 Competent in het samenwerken met de omgeving:

    6.1 Ik heb een globaal beeld van de verschillende partijen waarmee de instelling contact onderhoudt.

     6.2   Ik heb met ouders( voogden) van cliënten en andere betrokkenen contact over het functioneren van die cliënten.

    6.3   Ik ben op de hoogte van maatschappelijke ontwikkelingen en geef die een plaats binnen mijn begeleiding.

     6.4   Ik neem op een constructieve manier deel aan verschillende vormen van overleg met mensen en instellingen buiten mijn  eigen instelling.

 

     7 Competent in reflectie en ontwikkeling:

     7.1 Ik kan reflecteren op mijn eigen professionele ontwikkeling en studiegedrag.

     7.2   Ik maak gebruik van feedback van cliënten en collega’s om mezelf als begeleider te ontwikkelen.

     7.3   Ik stem mijn professionele ontwikkeling af op ontwikkelingen in de instelling.

     7.4   Ik kan wat ik als begeleider doe en wil verantwoorden vanuit een goed doordachte visie op het beroep en mijn taken in de  uitoefening daarvan.