De hoeveelheid producten die je met je geld kunt kopen, noem je je koopkracht.
Je koopkracht kan stijgen of dalen en hangt af van:
Het stijgen van prijzen noem je inflatie. Prijzen kunnen ook dalen, dit heet deflatie.
De stijging van prijzen (inflatie) kan verschillende redenen hebben. We maken onderscheid tussen:
Inflatie zorgt er voor dat je het hetzelfde geld minder kunt kopen. We zeggen dan dat je koopkracht daalt.
Let op: als de inflatie bijvoorbeeld 2,0% is dan wilt dat niet zeggen dat alles 2,0% duurder wordt. Het inflatiepercentage is een gemiddlede; sommige producten worden goedkoper en andere duurder. Maar gemiddeld ben je in een jaar 2,0% meer geld kwijt.