In de meeste programmeertalen moeten we voordat we gebruik kunnen maken van variabelen eerst vertellen dat er variabelen bestaan en aangeven van welk type deze variabelen zijn. We noemen dat het declareren van variabelen. In PHP hoef je variabelen niet te declareren. Je kunt ze gewoon meteen gebruiken. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Java. De code voor een integer met de naam getal waar de waarde 10 aan wordt toegekend, wordt in Java int getal = 10;. In PHP hoef je het type van de variabele niet aan te geven en wordt het $getal = 10;.
In PHP beginnen variabelen altijd met het dollarteken ($). Het dollarteken moet worden gevolgd door een letter of een underscore. De rest van de naam van een variabele kan bestaan uit letters, cijfers en underscores.
Voorbeelden van PHP-variabelen kunnen zijn:
PHP-variabelen zijn hoofdlettergevoelig. $land_ID is een andere variabele dan $land_id. In PHP worden aan variabelen waarden toegekend. Het toekennen van een startwaarde aan een variabele noemen we initialiseren. Voor het toekennen van een waarde wordt het is-teken (=) gebruikt. De toekenning wordt afgesloten, net zoals alle statements, met een puntkomma (;).
Voorbeelden van toekenningen aan variabelen kunnen zijn:
Zoals je ziet, is het niet nodig om aan te geven van welke type een variabele is. Uit de naam van de variabele is niet op te maken of we te maken hebben met een string ($hoofdstad) of met een integer ($inwoners). PHP zoekt zelf uit om wat voor soort variabele het in het script gaat.
Met het echo-statement kunnen de diverse waarden van variabelen op het scherm worden getoond. De opdracht echo "De hoofdstad van Griekenland is $hoofdstad."; levert als resultaat op: De hoofdstad van Griekenland is Athene. Uiteraard moet er dan wel een variabele met de naam $hoofdstad bestaan waaraan de waarde Athene is toegekend.