Inleiding

Tot nu toe heb je gewerkt met variabelen die op zichzelf staan:

int getal;
String naam;


Vaak zal het voorkomen dat gegevens niet los van elkaar staan, maar een reeks vormen.
Bijvoorbeeld een leerlingenlijst, een adreslijst of een catalogus van boeken.

De bovenstaande rij bevat de titels van boeken.

In Java kun je een dergelijke reeks vastleggen met behulp van een array.
Je kunt een array voorstellen als een rij (of kolom) met dezelfde soort gegevens, bijvoorbeeld een array met boektitels of een array met lottogetallen.
Een array is een object en moet daarom met de new-opdracht worden gecreëerd.
De items in de array worden elementen genoemd.
De elementen van een array moeten allemaal van hetzelfde type zijn.
Voor het “bundelen” van variabelen van verschillende type gebruik je een klasse.
Je verwijst naar een element via de bijbehorende positie in de array, de index.