Methode start

Na de importopdrachten volgt de header van de klassendefinitie:

    public class DobbelApp extends Application

Achter de naam van de klasse staat de toevoeging extends Application.
Dit betekent dat deze klasse een uitbreiding is van een andere klasse:
de klasse Application.
Daarmee erft DobbelApp de velden en methoden van de klasse Application.

In de code worden vervolgens alle instance variabelen gedeclareerd en de verschillende objecten gecreëerd:

  // Begin variabelen
  private Dobbelsteen dsteen = new Dobbelsteen=();
  private TextField resVeld = new TextField();
  private Button dobbelKnop = new Button();
  // Einde variabelen


Een instance variabele wordt buiten de methodes aan het begin van de klasse gedeclareerd.

De klasse DobbelApp heeft een aantal methoden. De methode start()zorgt voor de initialisatie van de app.
Deze methode wordt bij het opstarten van het programma standaard aangeroepen.

In de eerste regel van de methode start() wordt een object root van de klasse Pane gecreëerd:

    Pane root = new Pane();

Een Pane-object wordt gebruikt als een container, een lege doos, waarin de elementen van de gebruikersinterface opgeslagen worden, zoals een knop en een veld.

In de volgende regel wordt een Scene-object met de naam scene gecreëerd:

    Scene scene = new Scene(root, 198, 193);

Een scene bevat in JavaFX de inhoud van het venster.
Het venster zelf wordt de stage genoemd.
Het Scene-object heeft drie argumenten: root, 198 en 193.
Het eerste argument, root, is het zojuist gecreëerde Pane-object dat wordt doorgegeven (bekend gemaakt) aan het object scene.
Met de andere twee argumenten (198 en 193) worden de afmetingen in pixels van scene vastgelegd.

In het vervolg van de methode start() worden methoden aangeroepen, die de eigenschappen (hoogte, breedte, positie in het venster, lettertype etc.) van de objecten wijzigen.