Het grootste deel van de klassendefinitie bestaat uit methoden.
De basisvorm van een methodedefinitie is
toegang resultaattype
methodenaam(parameters) { statements }
In de klasse Dobbelsteen staan twee methoden:
dobbel(), die de dobbelsteen gooit en getWorp(), die het resultaat van de worp oplevert.
Als eerste wordt de toegang tot de methode geregeld.
Java kent vier niveaus van toegang: public, private, package en protected.
Wanneer de toegang private is dan kan een methode alleen binnen de klasse aangeroepen kan worden.
Voor een veld geldt in dat geval dat de waarde alleen binnen de klasse zelf direct kan worden opgevraagd of gewijzigd.
Bij een objectgeoriënteerd programma is het goed gebruik de velden te verbergen voor de buitenwereld.
Dit wordt data-hiding genoemd. Het verkleint de kans op oneigenlijk gebruik van de velden.
Wanneer een methode public is, is de methode volledig toegankelijk: vanuit de eigen klasse en ook vanuit andere klassen.
Als in de definitie de toegang ontbreekt, is automatisch de default-toegang van kracht.
De default-toegang is package, dat wil zeggen dat alle klassen binnen dezelfde package toegang hebben.
De protected-toegang wordt gebruikt bij overerving.
We komen daar later op terug.
Voor de naam van de methode dobbel() staat als resultaattype het woord void.
Het Engelse woord void betekent leeg. Dat wil zeggen dat deze methode geen resultaat heeft.
Het is een methode die wel een effect heeft, namelijk het wijzigen van het veld worp.
Package Om een package of een klasse uit een package te gebruiken in een programma, Bij het schrijven van een app maken wij gebruik van de packages javafx.application. javafx.stage, javafx.scene en javafx.event |