Als er in een schakeling meerdere weerstanden in serie zijn geschakeld, gaat door iedere weerstand dezelfde stroom.
De grootte van de spanning over iedere weerstand is afhankelijk van de grootte van de weerstand.
Voorbeeld
In een schakeling zijn een weerstand R1 van 5 Ω en een weerstand R2 van 10 Ω opgenomen.
Door deze weerstanden gaat een stroom van 4 A.
Uitwerking:
- Rtot = R1 + R2 = 5 Ω + 10 Ω = 15 Ω
- U = I x R = 4 x 15 = 60 V.
- UR1 = I x R1 = 4 x 5 = 20 V
- UR2 = I x R2 = 4 x 10 = 40 V