Einkaufen
Jullie willen een stevige wandeling maken. Voor onderweg willen jullie een picknickmand meenemen.
Je gaat boodschappen doen in het dorpswinkeltje.
A: Bitteschön?
B: Zeg dat je graag 10 broodjes wilt.
A: Vollkorn oder normale?
B: Zeg volkoren.
A: 10 Vollkornbrötchen. Was darf es noch sein?
B: Zeg dat je 5 plakjes salami wilt, 4 plakjes ham en 6 plakjes kaas.
A: Noch etwas bitte?
B: Vraag of ze appels hebben.
A: Ja, die Äpfel sind von unserem Hof. Wir haben auch sehr gute Birnen.
B: Koop een pond appels en een pond peren. Zeg dat dat alles is.
A: Das macht 12 Euro 65.
B: Betaal en groet.
A: Schönen Tag!
Oefen dit gesprek nog eens maar verander de gegevens.
Verletzt
Tijdens de picknick heb je je in je vinger gesneden. Jullie hebben er een pleister op geplakt, maar het blijft maar bloeden. Je gaat dus naar een dokter.
A: Was fehlt dir?
B: Zeg dat je je in je vinger hebt gesneden en het niet ophoudt met bloeden.
A: Zeig mal. Wie ist das denn passiert?
B: Zeg dat je een appel met je zakmes door wilde snijden.
A: Das ist ein ziemlich tiefer Schnitt, das muss genäht werden.
B: Vraag of het pijn gaat doen.
A: Nein, es sind nur ein paar Stiche. Und du kriegst natürlich eine Betäubung. Wann hattest du deine letzte Tetanus-Impfung?
B: Zeg dat je dat niet weet.
A: Dann kriegst du sicherheitshalber auch noch eine Tetanusspritze.
A: Und, hat es weh getan?
B: Ontken. Zeg dat je niets hebt gemerkt.
A: Gut, komm morgen noch mal vorbei. Dann schaue ich mir die Wunde noch mal an und mache den Verband neu.
B: Bedank en zeg tot morgen.
Panne
De volgende dag willen jullie terug naar Nederland, maar de auto start niet. Je belt de ADAC (de Duitse ANWB).
A: ADAC. Was kann ich für Sie tun?
B: Groet en noem je naam. Zeg dat de auto niet start.
A: Wann sind Sie zum letzten Mal damit gefahren?
B: Zeg gisteren. Zeg dat toen nog alles normaal was.
A: Wo sind Sie jetzt?
B: Noem het adres (Hotel Wiesengrün, Willingen, Am Waldesrand 4).
A: Gut, ich schicke einen Mitarbeiter vorbei.
A: So, dann wollen wir mal sehen. Ah, ja, das dachte ich mir. Ein Marder hat das Kabel hier durchgebissen. Das passiert öfter in dieser Gegend. Aber ich kann das reparieren. Einen Moment… So, fertig!
B: Zeg ‚gelukkig‘ en bedank. Vraag wat het kost.
A: Sind Sie Mitglied im ADAC?
B: Zeg dat je vader lid van de ANWB is.
A: Dann bezahlen Sie nur das Material. Haben Sie die Mitgliedskarte dabei?
B: Geef de kaart.
A: So, alles geregelt. Gute Fahrt!
Ten slotte...
Controleer je antwoorden onderaan het thema bij 'Antworten'.