We gebruiken de PS wanneer we het hebben over:
- feiten --> This book has a red color.
Dit is een feit, iedereen kan zien dat het boek rood is dus gebruik je de PS.
- gewoonten --> Bart always bites his nails.
Dit is een gewoonte, het is iets wat Bart heel vaak doet maar er zit niet per se een routine in. In dat geval gebruik je de PS.
- regelmatigheden --> My mom eats an apple for breakfast every wednesday morning.
Een regelmatigheid is een gewoonte met een routine. Het gebeurt bijvoorbeeld iedere woensdag, iedere ochtend, om het jaar, of zelfs om de vijf minuten. In dat geval gebruik je de PS.
