Extra uitleg

 

De persoonsvorm (pv)?

In een zin zit altijd maar één persoonsvorm (pv). De persoonsvorm van een zin is altijd een werkwoord. Werkwoorden zijn dingen die je kunt doen; fietsen, spelen, lopen, klappen, kruipen, slapen...


Als je de persoonsvorm van een zin weet, dan kun je ook de andere zinsdelen benoemen. Zoek daarom altijd eerst de persoonsvorm (pv) in een zin.

Hoe vind je de persoonsvorm?

1. Maak de zin vragend; de persoonsvorm komt vooraan.
2. Zet de zin in een andere tijd; het woord dat verandert is de persoonsvorm.

 

Beide manieren worden hieronder met voorbeelden uitgelegd.

1   Maak de zin vragend.
    Het woord dat vooraan komt is de persoonsvorm.

 

Zin   Vraagzin   Persoonsvorm
Ik fiets naar school. Fiets ik naar school? fiets
Eva loopt naar huis. Loopt Eva naar huis? loopt

 

* Als een zin begint met waarom, waardoor, waarvoor etc., vervang dit woord dan door daarom, daardoor, daarvoor, etc. Daarna kun je die zin weer vragend maken en komt de persoonsvorm vooraan.

 

2   Zet de zin in een andere tijd.
    Het woord dat verandert is de persoonsvorm.

 

Tegenwoordige tijd   Verleden tijd   Persoonsvorm
Ik fiets naar school. Ik fietste naar school. fiets
Eva tekent graag. Eva tekende graag. tekent

 

Als je denkt dat je de persoonsvorm in een zin hebt gevonden, controleer dan altijd je antwoord. Dit kun je bij de persoonsvorm doen door er de woorden om te voor te zetten. De persoonsvorm is altijd een vorm van een werkwoord. Kan om te er niet voor, dan is het ook niet de persoonsvorm.

Zin   Persoonsvorm   Controle
Piet werkt heel hard. werkt om te werken
Mam kookt soep. kookt om te koken

 

Hieronder volgt een kort overzicht met de belangrijkste informatie van de persoonsvorm.

Persoonsvorm (pv)

Als je de uitleg begrijpt, klik je hier voor de extra opdracht.

Pixabay