Jullie hebben het arrangement van –d –dt en –t goed doorlopen. Nu mogen jullie verder met de verrijking. Hier zal ik het gebruik van de ‘tussen-n’ uitleggen. Oftewel, wanneer zet je een n in een samenstelling.
Wanneer schrijf je wel een –n?
- Als het meervoud van het eerste woord uit de samenstelling alleen een meervoud op –en heeft. Zoals ‘pannen’. Woorden als ‘wortel’ dus niet, omdat deze ook een meervoud hebben die op de –s eindigt. > pan > pannen , wortel > wortels.
Wanneer schrijf je geen –n?
Ga nu verder voor de opdrachten.