1.1 Veranderingen in genotype

De eerste belangrijke voorwaarden voor het optreden van evolutie, is dat er variatie in genotypen bestaat.
De meeste planten en dieren planten zich geslachtelijk voort. Dit betekent dat bij hun nakomelingen nieuwe genotypes ontstaan.
Bij het thema erfelijkheid heb je ook geleerd, dat verschillende genotypes, leiden tot verschillende fenotypes.
Met andere woorden: door geslachtelijke voortplanting ontstaan nieuwe genotypes, waardoor er nakomelingen ontstaan met afwijkende vormen.

Als alle individuen klonen van elkaar zouden zijn; dus allemaal hetzelfde genotype, dan zien die individuen er wel anders uit. Kijk maar naar een een-eiige tweeling. Deze hebben hetzelfde genotype, maar zien er toch niet helemaal hetzelfde uit. Dat komt door invloeden uit het milieu.
Maar deze verandering in het fenotype, zit niet in de genen van dat individu, zodat de nakomelingen weer exact hetzelfde genotype zullen hebben.

Voorbeeld

Heb je bij je geboorte een blanke huid, maar omdat je veel in de zon ligt, wordt je huidskleur meer bruin. De kinderen van 2 blanke mensen (die bruin zijn door de zon), hebben natuurlijk toch een blanke huid als ze worden geboren.

Naast geslachtelijke voortplanting als een reden voor het ontstaan van verschillende genotypes, kan een mutatie ook de oorzaak zijn van het ontstaan van een ander genotype.