1.2 Natuurlijke selectie

De tweede voorwaarde voor het optreden van evolutie is het proces van natuurlijke selectie.

Organismen krijgen meestal veel nakomelingen. Vaak meer dan dat er voedsel en leefgebied is voor al deze nakomelingen. Dit betekent dat de individuen die het beste aangepast zijn aan de omstandigheden, de meeste kans hebben om te overleven en daarmee ook de meeste kans hebben om nakomelingen te krijgen. Dus daarmee hun genen door te geven aan de volgende generatie.

Een voorbeeld

Kikkers leggen veel eieren. Een vrouwtjeskikker legt wel 3000 eieren in een vijver. Deze vijver bevat echter slechts voedsel voor enkele kikkers. De kikkers die uit de eitjes komen kunnen dus niet allemaal overleven. Er treedt een strenge selectie op.
Sommige kikkers hebben in hun genotype bijvoorbeeld een combinatie van genen van de ouders meegekregen waardoor ze een opvallende huidskleur krijgen. Deze kikkers vallen meer op, en zullen dus eerder door roofdieren worden opgegeten. Kikkers met deze combinatie van genen, zullen dus minder nakomelingen krijgen.
Dit verschijnsel werd door Darwin natuurlijke selectie genoemd.

 

Hieronder zie je een schema van hoe door mutaties en natuurlijke selectie evolutie op kan treden.

 

Een dier kan dus goed of slecht aangepast zijn aan het milieu. Dit wordt vooral bepaald door het genotype. Een dier dat goed is aangepast, heeft een grotere overlevingskans. Van dit dier zullen veel nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten. Het gunstige genotype zal zo worden doorgegeven door de ouders aan hun nakomelingen.

Let op!: Hoe snel een nieuwe soort ontstaat is afhankelijk van veel factoren. Vaak duurt dat erg lang.
Een nieuwe soort beer ontstaat niet in 5 generaties. Dat duurt duizenden jaren.

 

Kunstmatige selectie

De tegenhanger van natuurlijke selectie (een voorwaarde voor het optreden van evolutie) is kunstmatige selectie. Kunstmatige selectie is dat de mens alleen de individuen met de gunstige eigenschappen selecteert om nageslacht te krijgen, zodat deze eigenschappen steeds vaker voor gaan komen.

In onderstaand voorbeeld zie je hoe de mens uit een wilde kool die in de natuur voorkomt, soorten heeft ontwikkeld door kunstmatig te selecteren op bepaalde eigenschappen. Door bijvoorbeeld steeds de nakomelingen met veel bloemknoppen met elkaar te kruisen, krijgen de nakomelingen steeds meer en grotere bloemknoppen. Zo zijn de bloemkool en de broccoli uiteindelijk als nieuwe soort ontstaan.

 

- ? - Maak opdracht 1 en 2 in je werkboek