Het zelfstandig werkwoord is simpelweg het belangrijkste werkwoord van de zin.
Als een zin meer dan één werkwoord heeft, is één daarvan een hulpwerkwoord en de ander een koppelwerkwoord of zelfstandig werkwoord.
Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat er gebeurt of wat iets of iemand doet.
Voorbeelden:
Werkwoorden geven ook aan in welke tijd de zin staat.
Voorbeelden:
Werkwoordsvormen
Een werkwoord kan de volgende vormen hebben:
Koppelwerkwoorden zijn werkwoorden die een naamwoordelijk gezegde helpen vormen.
De koppelwerkwoorden zijn: zijn, worden, heten, blijven, schijnen, lijken en blijken.
Voorbeelden:
Hulpwerkwoorden helpen een werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde vormen.
Hulpwerkwoorden van tijd: hebben, zijn en zullen.
Voorbeelden:
Hulpwerkwoorden van de lijdende vorm: worden en zijn.
Voorbeelden:
Overige hulpwerkwoorden: kunnen, mogen, moeten, willen, laten enz.
Voorbeelden: