In een betoog probeert een schrijver je te overtuigen van zijn mening/standpunt.
Daarmee geeft hij aan wat hij van iets vindt.
Voorbeelden:
Ik vind dat je op je zestiende alcohol moet kunnen drinken.
Volgens ons is Rusland geen democratisch land.
Je herkent een mening aan signaalwoorden als: ik vind, volgens mij, mijn conclusie is en kortom.
In een goed betoog bespreekt de schrijver de argumenten voor en de argumenten tegen een bepaalde mening.
Je onderscheidt drie soorten standpunten:
positief: De bijdrage van Nederland aan het Eurovisie Songfestival gaat hoge ogen gooien want we gaan een hele goede zanger afvaardigen.
negatief: De bijdrage van Nederland aan het Eurovisie Songfestival is dit jaar weer niets want de zanger die we dit jaar afvaardigen kan niet zingen.
twijfel: Ik weet nog niet of het dit jaar wat wordt met de bijdrage van Nederland aan het Eurovisie Songfestival.
Met argumenten probeert een schrijver zijn standpunt te onderbouwen.
Je onderscheidt feitelijke en niet-feitelijke argumenten.
Een feitelijk argument is waar of onwaar en hoeft niet onderbouwd te worden. Voorbeeld:
Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop is bij mij om de hoek.
Over een niet-feitelijk argument kun je van mening verschillen. Voorbeeld:
Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop vind ik veel prettiger.