Persoonsvorm-1

De persoonsvorm (PV) heet persoonsvorm omdat er vaak een persoon bij hoort, maar er kan ook een dier of ding bij horen.
Werkwoorden noemen we persoonsvorm als ze aangeven of de zin in de tegenwoordige of verleden tijd staat en of het werkwoord in het enkelvoud of meervoud staat.

Voorbeelden


Zo vind je de persoonsvorm in een zin.

Manier 1
Maak de zin vragend.
Het werkwoord dat aan het begin van de zin komt, is de persoonsvorm.

Voorbeeld

Het werkwoord kan komt aan het begin en is dus de persoonsvorm.


Manier 2
Zet de zin in een andere tijd.
Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.

Voorbeeld

Het werkwoord kan wordt kon, dus kan is de persoonsvorm.


Manier 3
Verander het onderwerp van enkelvoud naar meervoud of andersom.
Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.

Voorbeeld

Het werkwoord kan wordt kunnen, dus kan is de persoonsvorm.

 

Er is nog een manier om de persoonsvorm te vinden.

Verander het onderwerp van enkelvoud naar meervoud of andersom.
Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.

Voorbeeld

Het werkwoord kan wordt kunnen, dus kan is de persoonsvorm.