Voorzetselvoorwerp

Een voorzetselvoorwerp begint altijd met een vast voorzetsel.
Een voorzetselvoorwerp komt voor bij werkwoorden met een vast voorzetsel.
Het voorzetsel verbindt het voorzetselvoorwerp met het gezegde.

Voorbeelden

De vetgedrukte zinsdelen zijn voorzetselvoorwerpen.​


Als het zinsdeel dat begint met het voorzetsel een plaats aangeeft, is het een bijwoordelijke bepaling.

Voorbeelden