(Foutieve) verwijswoorden

Verwijswoorden wijzen vooruit of terug naar woorden, woordgroepen of zinnen.
Het antecedent (datgene waarnaar verwezen wordt) bepaalt welk verwijswoord je moet gebruiken.
Bij woordgroepen wordt dat bepaald door het kernwoord.
In het Nederlands kennen we mannelijke (m), vrouwelijke (v) en onzijdige (o) woorden.

Voorbeelden van fouten:


Het persoonlijk voornaamwoord 'het' kan verwijzen naar:
1. een voorafgaande zin (of de belangrijkste woorden uit die zin).

2. een zin die nog volgt.


Hun - hen - ze

1. Het persoonlijk vnw hun gebruik je als meewerkend voorwerp zonder aan of voor.

2. Het persoonlijk vnw hun gebruik je als het te vervangen is door een voorzetsel(groep) + hen.

3. Hen gebruik je als lijdend voorwerp en na een voorzetsel.

Opmerkingen: