Aan het gezegde in een zin kun je zien in welke tijd een zin staat.
Schematisch kun je de tijden als volgt weergeven:
tegenwoordige tijd | tegenwoordige tijd | verleden tijd | verleden tijd |
onvoltooid | voltooid | onvoltooid | voltooid |
o.t.t. | v.t.t. | o.v.t | v.v.t |
De tijd van een zin bepaal je als volgt:
1 Staat er één werkwoord in de zin? Dan staat deze
2 Staan er twee werkwoorden in de zin? Is de persoonsvorm een vorm van hebben of zijn?