Gekruist rijm: a b a b (c d c d ...) Voorbeeld:
Wilhelmus van Nassouwe
Ben ick van Duytschen bloet,
Het vaderlandt getrouwe
Blijf ick tot inden doet.
(Begin van het Wilhelmus)
Omarmend rijm: a b b a (c d d c ...) Voorbeeld:
Natuur is voor tevredenen of legen.
En dan: wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, ter grootte van een krant,
Een heuvel met wat villaatjes ertegen.
(Eerste vier regels uit De Dapperstraat van JC Bloem)