De persoonsvormen zien er in de tegenwoordige tijd zo uit:
| enkelvoud | stam | ik lach lach jij? |
| stam + t | jij/u wandelt hij/zij/het wandelt |
|
| meervoud | hele werkwoord | wij kopen, jullie kopen zij kopen |
De stam van het werkwoord is de vorm die je krijgt als je het werkwoord in de tegenwoordige tijd vervoegt met 'ik'.