Tijd - 2

Als de schrijver stukken tijd samenvat in een aantal woorden spreek je van tijdverdichting.
Voorbeelden: een maand later, later die middag, naarmate de zomer vorderde.

Je spreekt van een tijdsprong als de schrijver periodes overslaat (regels wit) en daar geen woorden aan besteedt. Laat de schrijver de gebeurtenissen langer duren dan ze normaal aan tijd gekost zouden hebben dan maakt hij gebruik van tijdvertraging. Als hij de gebeurtenissen versnelt weergeeft, spreek je van een versnelling.

De vertelde tijd geeft aan hoelang de gebeurtenissen hebben geduurd (uren, dagen, jaren...).
De tijd die de schrijver gebruikt om een verhaal te vertellen (= verteltijd) druk je uit in regels en/of aantal pagina's.