Bij een metonymia geef je iets direct de naam van het beeld (geen vergelijking tussen beeld en werkelijkheid).
Het beeld benoemt in de meeste gevallen een eigenschap of kenmerk van de werkelijkheid.
Voorbeelden:
Gisteren dronk hij een glaasje te veel.
(benoeming van een stuk serviesgoed in plaats van wat erin zit)
Er zijn in Rome drie Rembrandts gestolen.
(benoeming van maker in plaats van het gemaakte werk)
Hij schoot het leer in de touwen.
(benoeming van het materiaal in plaats van het voorwerp zelf)