Van oudsher wordt energie opgewekt met fossiele brandstoffen, zoals kolen, gas en olie. Dit is echter niet goed voor het milieu en het klimaat. De hoeveelheid broeikasgassen in de lucht neemt bijvoorbeeld toe. Hierdoor stijgt de temperatuur op aarde. Dat heeft op zijn beurt weer grote gevolgen voor de landbouw. Een ander probleem is dat er op de lange termijn minder fossiele brandstoffen beschikbaar zijn. Denk bijvoorbeeld aan gasvelden die leegraken of oliebronnen die opdrogen.
Om te zorgen voor voldoende energiebronnen in de verre toekomst - die bovendien beter zijn voor ons milieu - , wordt er de laatste jaren veel onderzoek gedaan naar schone energiebronnen. Windenergie, zonne-energie en aardwarmte zijn voorbeelden van schone energiebronnen. Het zijn ook duurzame energiebronnen. Dit houdt in dat ze niet op raken en, heel belangrijk, niet schadelijk zijn voor het milieu. Het gebruik van duurzame energie wordt daarom gezien als hét alternatief voor fossiele brandstoffen. Wereldwijd wil men steeds meer over naar duurzame energie. Deze overgang van fossiele bandstoffen naar duurzame energie wordt energietransitie genoemd.
Ook de Nederlandse overheid stimuleert duurzame energie en het ontwikkelen van nieuwe energietechnieken. Het doel is dat 14% van de energievoorziening in 2020 uit een duurzame energiebron komt. In 2050 moet 100% van de energievoorziening duurzaam zijn.
Iedereen heeft een rol in de energietransitie. Dit onderstaande filmpje van 2,5 minuten gaat daarover. Beantwoord na het bekijken ervan de volgende vragen en bespreek de antwoorden met je klasgenoten: