Werkwoordspelling verleden tijd

Heel goed! Je weet nu hoe je werkwoorden kan vervoegen in de tegenwoordige tijd.

Afbeelding via pixabay

Nu kunnen we door met het volgende onderdeel: werkwoorden vervoegen in de verleden tijd.

De persoonsvorm kan ook in de verleden tijd ingevuld worden in een zin.

In de verleden tijd hebben we twee mogelijkheden:

- sterke werkwoorden

- zwakke werkwoorden

 

Zwakke werkwoorden veranderen niet maar krijgen een uitgang als -de/-den of -te/-ten.

Sterke werwoorden veranderen wel. Zo krijg je bevoorbeeld gaan-ging.

Afbeelding via Pixabay

 

Om dit te onthouden kan je een ezelsbruggetje gebruiken:

Een zwak werkwoord is te zwak om van klank te veranderen.

Een sterk werkwoord is sterk genoeg om van klank te veranderen.

 

Nu kan je de volgende sleepoefening doen om te kijken of je het begrepen hebt.