Meewerkend voorwerp

Meewerkend voorwerp

Meewerkend voorwerp 2

Wat is het meewerkend voorwerp (mv)?

Het meewerkend voorwerp (mv) hangt samen met de persoonsvorm, het onderwerp, het gezegde (naamwoordelijk of werkwoordelijk) en het lijdend voorwerp.
In een zin kan maar één meewerkend voorwerp staan.
Het is belangrijk dat je weet dat niet iedere zin een meewerkend voorwerp heeft.

Hoe vind je het meewerkend voorwerp (mv)?

Zoek het meewerkend voorwerp.
  1. Zoek de persoonsvorm (pv).
  2. Zoek het onderwerp (o).
  3. Zoek het gezegde (gez.)
  4. Zoek het lijdend voorwerp (lv).
  5. Zoek het meewerkend voorwerp:
    Zet Aan wie / Voor wie voor het onderwerp, gezegde en eventuele lijdend voorwerp.

Hieronder worden de stappen uitgelegd.


 

1   Zoek de persoonsvorm (pv).


Maak de zin vragend of zet hem in een andere tijd.

Persoonsvorm

Zin   Vraagzin / Andere tijd   Persoonsvorm
Zij geeft een knikker aan Tim.   Geeft zij een knikker aan Tim?  geeft
Zij geeft een knikker aan Tim.   Zij gaf een knikker aan Tim.  geeft

 

2   Zoek het onderwerp (o).


Wie of Wat + de persoonsvorm.

Onderwerp

Zin   Wie / Wat + pv      Onderwerp
Zij geeft een knikker aan Tim. Wie geeft?    Zij

 

3   Zoek het gezegde (gez).


Het gezegde zijn alle werkwoorden in een zin.  

Gezegde

Zin   Alle werkwoorden      Gezegde  
Zij geeft een knikker aan Tim. geeft    geeft

 

4   Zoek het lijdend voorwerp. 


Zet Wie of Wat voor het onderwerp en het gezegde.

Lijdend voorwerp

Zin     Wie / Wat + o + gez.      Lijdend voorwerp
Zij geeft een knikker aan Tim.   Wat geeft zij?    een knikker

 

5   Zoek het meewerkend voorwerp


Zet Aan wie of Voor wie voor het onderwerp, het gezegde en het eventuele lijdend voorwerp.

Meewerkend voorwerp

Zin   Aan wie / Voor wie + o + gez. + (lv)   Meewerkend voorwerp
Zij geeft een knikker aan Tim. Aan wie geeft zij een knikker? Tim

 

Meewerkend voorwerp (mv)