Opdracht 1. Schrijf de zinnen over. Onderstreep de pv. Zet streepjes tussen de zinsdelen.
Bijvoorbeeld: Gisteren / heb / ik / een leuke film gezien.
1. De leerlingenraad zoekt dit schooljaar nieuwe leden.
2. Hoeveel zakgeld heb jij gekregen?
3. De nieuwe mentor van 1B jogt elke morgen voor schooltijd.
4. In de zomervakantie ga ik parachutespringen op Texel.
5. De eerste schoolweken vlogen voorbij.
Opdracht 2
Gebruik het stappenplan. Noteer de pv (persoonsvorm) en ow (onderwerp).
1. De winnaar van de loterij kocht direct een Ferrari.
2. Koala's eten geen vlees.
3. De treinreizigers strandden op het station in Utrecht.
4. Zwartbuikhamsters komen in Frankrijk niet meer voor.
5. Wanneer is de provincie Flevoland ontstaan.
Opdracht 3.
Gebruik het stappenplan. Noteer gez. en lv.
1. Op die school heeft iedere leerling een laptop.
2. Jasper heeft de halve marathon in een uur gelopen.
3. Greenpeace zoekt donateurs.
4. Over een paar jaar zullen alle mensen een iPad bezitten.
5. Alleen in Deventer eten de mensen graag Deventer koek.
Opdracht 4. Benoem de onderstreepte zinsdelen.
1. Vorig jaar heb ik twee paar voetbalschoenen gekocht.
2. Zaterdag koop ik eindelijk nieuwe voetbalschoenen.
3. Het lidmaatschapsgeld van onze vereniging is gestegen.
4. Henk schopt de bal meestal naast het doel.
5. De voorzet van Jan leidde tot een doelpunt.
6. Ons team wint altijd!
Lees de tekst. Noteer van elke zin pv, ow, gez, en lv.