In het Nederlands heb je regelmatige werkwoorden:
fietsen -> fietste -> gefietst
rennen -> rende -> gerend
Maar er zijn ook onregelmatige werkwoorden:
lopen -> liep -> gelopen
zwemmen -> zwom -> gezwommen
In het Engels heb je ook regelmatige en onregelmatige werkwoorden, we noemen deze werkwoorden regular en irregular verbs.
Een regelmatig werkwoord (regular verb) eindigt in de verleden tijd met -ed.
work - worked - worked
walk - walked - walked
Voorbeeld zinnen met regelmatige werkwoorden:
I work as a teacher.
She worked at the Albert Heijn last year.
He has worked as a teacher for 20 years now.
Een onregelmatig werkwoord (irregular verb) eindigt niet op -ed in de verleden tijd.
draw - drew - drawn
eat - ate - eaten
Voorbeeld zinnen met onregelmatige werkwoorden:
I eat cereal every morning.
We ate a hotdog yesterday.
He has eaten a lot of candy in his life.