
Wanneer je de ik-vorm gebruikt, kun je nooit de uitgang –dt hebben. De ik-vorm – ook wel stam genoemd – vind je door van het hele werkwoord –en af te halen. Bijvoorbeeld:
Worden -> word
Vinden –> vind
Bloeden –> bloed
Wanneer je de stam hebt gevonden, kun je verder kijken. Als het woord niet op een –d eindigt, is het gemakkelijk, dan hoor je meteen de laatste letter van de werkwoordsvorm. Wanneer het werkwoord wel met een –d eindigt, ga je op zoek naar het onderwerp. Is dit onderwerp ‘ik’? Dan schrijf je de werkwoordsvorm met enkel een –d.
Fout: Ik vindt dit geen mooi lied.
Goed: Ik vind dit geen mooi lied.
Staat het woord ‘je’ achter het werkwoord? Dan gebruik je ook altijd alleen de –d in de werkwoordsvorm.
Fout: Lies, vindt je dat ik dit aan kan?
Goed: Lies, vind je dat ik dit aan kan?