Voor het schoonmaken van de verschillende vuilsoorten die we in les 1 hebben besproken ben je verschillende soorten schoonmaakmiddelen nodig. Schoonmaakmiddelen zijn onder te verdelen in drie soorten middelen, te weten:
Reinigingsmiddelen zijn de producten die we veel gebruiken en ook allemaal wel kennen. Je kunt bij reinigingsmiddelen denken aan bijvoorbeeld zeep of een allesreiniger. Deze middelen worden gebruikt om juist het zichtbare vuil te verwijderen.
Desinfecteermiddelen worden voornamelijk gebruikt om onzichtbaar of niet zichtbaar vuil te verwijderen. Men kan hierbij denken aan micro-organismen. De bedoel van een desinfecteermiddel is dus om bacteriën en schimmels te doden. Een voorbeeld van een zo’n soort schoonmaakmiddel is bijvoorbeeld bleekwater.
Onderhoudsmiddel is een middel om voorwerpen te beschermen en de gevolgen van slijtage te beperken. Voorwerpen welke behandeld zijn met een onderhoudsmiddel gaan langer mee.
Op de verpakking van een schoonmaakmiddel kun je lezen hoe en waarvoor je het moet gebruiken. Houd je nauwkeurig aan de gebruiksaanwijzing en gebruik de juiste dosering. Een scheutje extra leidt niet tot een schoner resultaat, maar te weinig schoonmaakmiddel kan wel leiden tot een minder goed resultaat. Kies daarnaast natuurlijk een middel wat past bij het type vuil. Een reinigingsmiddel is bijvoorbeeld niet bedoeld voor het verwijderen van onzichtbaar vuil. De schoonmaakmiddelen kunnen in combinatie met andere middelen chemische reacties opleveren. Ook dat is niet verstandig, dus ga deze nooit met elkaar mengen. Bedenk ook dat sommige schoonmaakmiddelen schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid. Houd je dus altijd aan de gebruiksaanwijzing.
Sommige middelen kunnen eventueel brandbaar zijn. Ventileer daarom de ruimte altijd goed en rook vooral niet tijdens het gebruik van deze middelen. En er bestaan ook middelen die milieubelastende stoffen bevatten. Om het milieu wat te ontlasten zou je deze middelen zoveel mogelijk kunnen proberen te vermijden. Denk hierbij aan middelen met sterke zuren, fosfaten en oplosmiddelen, zoals chloor en terpentine. De zuurgraad van een stof wordt aangegeven met een pH-waarde. Gebruik bij voorkeur een middel met een pH-waarde van ongeveer 7.
youtube https://www.youtube.com/watch?v=KLwPrEm9aUY