In deze les gaan we even je geheugen opfrissen! Vorig jaar heb je namelijk al met verschillende woordsoorten geoefend!
Deze les gaan jullie die kennis weer terughalen, weet jij nog hoe het zat?
Werkwoorden
Een werkwoord (ww) zegt wat iets of iemand doet of overkomt:
Hij lacht om dat grapje.
Ik maak mijn huiswerk.
De boeken vielen van de plank.
Er zijn ook werkwoorden met een vagere betekenissen, zoals: kunnen, zijn en worden.
Een werkwoord kun je vervoegen. Je geeft het dan verschillende werkwoordsvormen:
worden - word - wordt - werd - werden - geworden
of
vallen - val - valt - viel - vielen - gevallen
De persoonsvorm in een zin is standaard een werkwoord! Naast de persoonsvorm kunnen er nog andere werkwoorden in een zin staan.
Lidwoorden
Er zijn drie lidwoorden: de, het en een (spreek je uit als ‘un’). Een lidwoord (lw) hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord: het boek– een boek.
Soms staan tussen het lidwoord en zelfstandig naamwoord nog andere woorden, bijvoorbeeld een bijvoeglijke naamwoord: Het spannende boek.
Zelfstandige naamwoorden
Een zelfstandig naamwoord is een woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel.
Bijvoorbeeld: dochter, bloemist, zeehond, tulp, telefoon, dorp, liefde.
Je kan er bijna altijd een lidwoord voorzetten en je kunt er vaak een verkleinwoord van maken: vriend → vriendje; dochter → dochtertje. Er staan vaak meerdere zelfstandige naamwoorden in een zin.
(!) Een naam is ook een zelfstandig naamwoord: Tom, Hilversum, Nederland, Mediamarkt, Rijn.
Let op! sommige woorden lijken werkwoorden, maar zijn dan zelfstandige naamwoorden, bijvoorbeeld:
De vlieg is gevangen in het spinnenweb.
Vlieg is ook een werkwoord, maar hier wordt het diertje bedoeld en daarom is het in deze zin dus een zelfstandig naamwoord.
Een ander voorbeeld:
Ik eet mijn soep liever uit een kom.
In deze zin is kom een zelfstandig naamwoord en wordt het niet gebruikt als werkwoord (als in: Ik kom nu naar je toe).
Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord vertelt iets over een zelfstandig naamwoord.
Je zegt bijvoorbeeld: Wat een spannende film! Het bijvoeglijk naamwoord spannende zegt wat over het zelfstandig naamwoord film.
Voorbeelden:
De oudere dame de vierkante tafel het grote huis
Een gele vogel de kale man de saaie les
! Een bijvoeglijk naamwoord schrijf je over het algemeen zo kort mogelijk, dus zonder –n (zie voorbeelden).
Uitzonderingen:
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt van welke stof iets gemaakt is, voorbeelden:
De stenen muur de gouden ketting de bronzen beker
Een leren jas het katoenen shirt de glazen wand
! Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord schrijf je altijd voluit, wanneer nodig met –en.
Voltooid deelwoorden worden ook wel eens als bijvoeglijk naamwoord gebruikt.
Sommige voltooid deelwoorden eindigen op -en. In deze gevallen schrijf je het bijvoeglijk naamwoord ook met -en.
Hieronder vind je hiervan een voorbeeld:
De deur is gesloten. (voltooid deelwoord)
De gesloten deur is groen. (bijvoeglijk naamwoord)
Het vlees wordt vakkundig gebraden. (voltooid deelwoord)
Het gebraden vlees smaakt mij erg goed. (bijvoeglijk naamwoord)
Wil je nog meer voorbeelden zien? Ga dan naar deze site: https://www.beterspellen.nl/website/index.php?pag=80