1.5 Meewerkend voorwerp

Het meewerkend voorwerp is de volgende stap in het zinsontleden. Nadat je het gezegde, het onderwerp en het lijdend voorwerp hebt gevonden, stel je de volgende vraag: aan wie of voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?

Het antwoord dat op die vraag gegeven wordt, is het meewerkend voorwerp.

Bijvoorbeeld in de volgende zin:

Maartje doet boodschappen voor haar moeder.

In deze zin is het gezegde: doet
Het onderwerp is: Maartje
Het lijdend voorwerp is: boodschappen

Dan wordt de vraag gesteld: aan wie of voor wie doet Maartje boodschappen?
Het antwoord op die vraag is: voor haar moeder. Dus voor haar moeder is het meewerkend voorwerp.

Let op!

1. Wanneer er geen lijdend voorwerp in een zin staat, staat er ook geen meewerkend voorwerp in. Het meewerkend voorwerp kan namelijk niet zonder een lijdend voorwerp (andersom kan dat overigens wel: een lijdend voorwerp kan wel in een zin staan waarin geen meewerkend voorwerp staat).  

2. Alleen de vraag aan wie of voor wie moet worden beantwoord en niet bijvoorbeeld van wie. Wanneer je deze vraag dus niet goed kan beantwoorden, staat er geen meewerkend voorwerp in de zin.

 

Opdracht 6
Maak onderstaande oefening. Lees eerst de introductie van de opdracht goed door.