2.3 Voltooid deelwoord

Je hebt de afgelopen lessen geleerd hoe je persoonsvorm in de tegenwoordige en in de verleden tijd schrijft (onvoltooide tijd).

Deze les ga je aan de slag met de voltooide tijd. Als een werkwoord in de voltooide tijd staat, dan is iets al gebeurd.
Er is iets al voltooid.
Deze voltooid deelwoorden staan heel vaak in combinatie met een vorm van de hulpwerkwoorden hebben, zijn en worden in de zin, bijvoorbeeld:

Ik heb een appel gegeten of Ik ben naar het concert geweest.

In de eerste zin is heb het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord is gegeten. In de tweede zin is ben het hulpwerkwoord en geweest is het voltooid deelwoord.
Het komt wel eens voor dat er geen hulpwerkwoord in de zin staat, bijvoorbeeld in de volgende zin:

Hoe het met mij gaat? Heel goed: mijn toets gehaald en geslaagd voor mijn rijbewijs.

In bovenstaande zin staan twee voltooid deelwoorden, maar er staan geen hulpwerkwoorden in de zin. Deze kan je er wel voor denken, kijk maar:

Hoe het met mij gaat? Heel goed: (ik heb) mijn toets gehaald en (ik ben) geslaagd voor mijn rijbewijs.

 

Opdracht 6
Maak onderstaande oefening.