5.5 Bezittelijk voornaamwoord

Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. Het staat altijd voor het bezit waarbij het hoort!

Voorbeeld hiervan zijn:

jouw pen, mijn huis, onze auto, zijn jas, haar schrift, uw tas.

Als het voornaamwoord achter het bezit staat, dan heb je met een persoonlijk voornaamwoord te maken, bijvoorbeeld:

die pen is van jou, die tas is van mij, die jas is van u etc.

 

In het schema hieronder is duidelijk te zien welke bezittelijke voornaanwoorden horen bij de persoonlijke voornaamwoorden.

 

 

PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD

 

BEZITTELIJK VOORNAAMWOORD

 

Als onderwerp in de zin

Als ander zinsdeel

Van wie iets is

eerste persoon enkelvoud


ik

  mij, me

  mijn, m’n

tweede persoon enkelvoud

  jij, je, u

  jou, je, u

   je, jouw, uw

derde persoon enkelvoud

  hij, zij, het

  hem,  haar, het

  zijn, z’n, haar

eerste persoon meervoud

  wij, we

  ons

  ons, onze

tweede persoon meervoud

  jullie, u

  jullie, u

  jullie

derde persoon meervoud

  zij, ze

  ze, hen, (hun)

  hun

 

In dit schema is te zien dat er bij de bezittelijke voornaamwoorden jouw en uw een -w achter staat. Deze -w geeft aan dat je met een bezittelijk naamwoord te maken hebt. Die komt er dan ook alleen achter als het om een bezittelijk voornaamwoord gaat!

 

Opdracht 4
Klik op onderstaande linkjes, bekijk het filmpjes en maak de quizzen.

https://schooltv.nl/link/jou-of-jouw/

https://quiz.ntr.nl/quiz/start/quiz_id/155


Maak vervolgens de oefening die hieronder staat.

Extra oefeningen voor het bezittelijk voornaamwoord vind je hieronder:

http://www.berktekst.nl/grammatica/grammatica-woordsoorten/bezittelijk-voornaamwoord/
Lees de tekst en dan kan je de verschillende oefeningen maken.

 

Opdracht 5
In de volgende oefening komen de woordsoorten die je hebt geleerd door elkaar aan de orde.