5.7 Voorzetsels

Voorzetsels zijn woorden als: voor, achter, in, uit, langs, onder, boven etc. Je gebruikt ze niet los, maar in combinatie met een ander woord, bijvoorbeeld: op tafel, uit school, door mij. 

Vaak staan er andere woorden tussen het voorzetsel en het woord waarbij het hoort, zoals: in de kast, tussen mijn boeken, na een harde val, door twee leerlingen, bij die oude molen. 

Het kooitje
Een ezelsbruggetje om veel van deze voorzetsels te onthouden is het vogelkooitje. Je kan bijvoorbeeld zeggen:
- de vogel vliegt door het kooitje;

- de vogel vliegt in het kooitje;

- de vogel vliegt langs het kooitje;

- de vogel vliegt uit het kooitje;

- de vogel vliegt boven het kooitje;

- de vogel vliegt onder het kooitje;

- de vogel vliegt naast het kooitje;

- en ga zo maar door. 

 

Splitbaar werkwoord en voorzetsel
In een zin als: Morgen maak ik het geld naar je over lijkt over net een voorzetsel, maar dat is het hier niet.

Je hebt hier namelijk te maken met het splitsbare werkwoord overmaken. Hier is over dus een gedeelte van het werkwoord en dus geen voorzetsel.

 

Opdracht 9
Maak onderstaande oefening.

Extra oefeningen voor het voorzetsel vind je hieronder:

http://www.berktekst.nl/grammatica/grammatica-woordsoorten/voorzetsel/