Opdracht 1
Weet je nog op welke twee manieren je de persoonsvorm kan vinden? Schrijf beide manieren op.
Mocht je het even niet meer weten, zoek ik het dan op op internet.
Wanneer je dit hebt gedaan schrijf je de persoonsvormen van de volgende zinnen op:
1. Maaike en Tom mochten van hun ouders naar het strand.
2. Wie weet waar mijn laptop is?
3. Maandag en vrijdag is de directeur niet aanwezig.
4. Ik heb toch maar even de hulp van de docent ingeroepen.
5. Waarom vraagt de docent alleen aan mij om te antwoorden?
Opdracht 2
Kun je uitleggen waarom zin 2 en 5 instinkers zijn?