In de Nederlandse taal hebben we verschillende werkwoordstijden:
onvoltooid tegenwoordige tijd (ott): ik werk, ik word;
onvoltooid verleden tijd (ovt): ik werkte, ik werd;
voltooid tegenwoordige tijd (vtt): ik heb gewerkt, ik heb gegeten;
voltooid verleden tijd (vvt): ik had gewerkt, ik had gegeten;
onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt): ik zal werken, ik zal eten;
voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt): ik zal gewerkt hebben, ik zal gegeten hebben:
onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt): ik zou werken, ik zou eten;
voltooid verleden toekomende tijd (vvtt): ik zou gewerkt hebben, ik zou gegeten hebben.
Met een aantal van deze werkwoordstijden heb je al geoefend.
Hieronder vind je een bestand waarin deze werkwoordstijden uitgebreider worden uitgelegd.
Als je op de volgende linkjes klikt, krijg je opdrachten over de verschillende werkwoordstijden.
Probeer het uit je hoofd te doen en niet terug te kijken!
http://www.berktekst.nl/grammatica/grammatica-werkwoordstijden/werkwoordstijden-01/
http://www.berktekst.nl/grammatica/grammatica-werkwoordstijden/werkwoordstijden-02/
http://www.berktekst.nl/grammatica/grammatica-werkwoordstijden/werkwoordstijden-03/