Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. Het staat altijd voor het bezit waarbij het hoort!
Voorbeeld hiervan zijn:
jouw pen, mijn huis, onze auto, zijn jas, haar schrift, uw tas.
Als het voornaamwoord achter het bezit staat, dan heb je met een persoonlijk voornaamwoord te maken, bijvoorbeeld:
die pen is van jou, die tas is van mij, die jas is van u etc.
In het schema hieronder is duidelijk te zien welke bezittelijke voornaanwoorden horen bij de persoonlijke voornaamwoorden.
|
PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD |
BEZITTELIJK VOORNAAMWOORD |
|
|
Als onderwerp in de zin |
Als ander zinsdeel |
Van wie iets is |
eerste persoon enkelvoud |
|
mij, me |
mijn, m’n |
tweede persoon enkelvoud |
jij, je, u |
jou, je, u |
je, jouw, uw |
derde persoon enkelvoud |
hij, zij, het |
hem, haar, het |
zijn, z’n, haar |
eerste persoon meervoud |
wij, we |
ons |
ons, onze |
tweede persoon meervoud |
jullie, u |
jullie, u |
jullie |
derde persoon meervoud |
zij, ze |
ze, hen, (hun) |
hun |
In dit schema is te zien dat er bij de bezittelijke voornaamwoorden jouw en uw een -w achter staat. Deze -w geeft aan dat je met een bezittelijk naamwoord te maken hebt. Die komt er dan ook alleen achter als het om een bezittelijk voornaamwoord gaat!
Opdracht 4
Klik op onderstaande linkjes, bekijk het filmpjes en maak de quizzen.
https://schooltv.nl/link/jou-of-jouw/
https://quiz.ntr.nl/quiz/start/quiz_id/155
Maak vervolgens de oefening die hieronder staat.
Extra oefeningen voor het bezittelijk voornaamwoord vind je hieronder:
http://www.berktekst.nl/grammatica/grammatica-woordsoorten/bezittelijk-voornaamwoord/
Lees de tekst en dan kan je de verschillende oefeningen maken.
Opdracht 5
In de volgende oefening komen de woordsoorten die je hebt geleerd door elkaar aan de orde.