Aanwijzende voornaamwoorden verwijzen nadrukkelijk ergens naar. Je kan bij het gebruik van aanwijzende voornaamwoorden iets of iemand als het ware aanwijzen. Zie de voorbeelden die hieronder staan:
Zulke schoenen wil ik ook graag hebben.
Die deur staat nog op een kier.
Wil jij dat raam lappen?
Dit is mijn broertje.
Wil jij ook graag zo'n bal hebben?
Woorden als dit, dat, deze en die kunnen ook verwijswoorden zijn. Het zijn alleen aanwijzende voornaamwoorden als ze voor hetgeen staan wat je kan aanwijzen. Je moet echt een persoon of voorwerp kunnen 'aanwijzen'. Het woord daar is dus geen aanwijzend voornaamwoord. Dit wijst namelijk een plaats aan en geen persoon of voorwerp.
Opdracht 1
Maak onderstaande opdracht over aanwijzende voornaamwoorden.
Een extra oefening voor het aanwijzend voornaamwoord vind je hieronder: