2.1 Tegenwoordige tijd

Vorig jaar heb je al geoefend met de spelling van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.
Deze les ga je die kennis weer even ophalen.

 

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Het blijft lastig wanneer je nu wel dt schrijft of alleen de stam!
De regels daarvoor staan hier nog even voor je op een rijtje.

 

Alleen de stam
Wanneer je met een ik-vorm te maken hebt, schrijf je alleen de stam. Bij woorden die niet eindigen op een t-klank hoor je dat ook duidelijk: ik bel, ik dans, ik werk etc. Ook bij de woorden met een t-klank schrijf je alleen de stam, bijvoorbeeld: ik vind, ik word, ik meld etc.

Als er je of jij achter de persoonsvorm staat, schrijf je ook alleen de stam, bijvoorbeeld: loop jij, werk je, word je, vind jij.
Tenzij er nog iets achter je staat dat bij hetzelfde zinsdeel hoort, dan schrijf je stam + t, bijvoorbeeld: loopt je broertje, wordt je vader, vindt je vriendin.

 

Stam + t
Wanneer het om iets of iemand anders gaat schrijf je stam + t, bijvoorbeeld: hij loopt, Jan belt, Maaike vindt, zij wordt.

Mocht je het toch nog lastig vinden, dan kan je altijd het woord lopen i.p.v. de persoonsvorm invullen in de zin. Hoor je dan een t, dan schrijf je ook stam + t, bijvoorbeeld:

Els vin... haar docent wiskunde erg aardig.

Els loopt ..., ik hoor bij lopen een t, dus schrijf ik die ook op bij vinden, dus Els vindt.

Ik wor... volgende maand 15 jaar.

Ik loop..., ik hoor geen t, dus ik schrijf die ook niet bij worden, dus ik word (alleen de stam).

 

Meervoud
Heb je te maken met een meervoudsvorm dan schrijf je het hele werkwoord, bijvoorbeeld wij maken, zij worden, jullie vinden.  

 

Opdracht 1
Maak onderstaande oefening.