4.3.1 Tussenletters

Tussenletters
De woorden van een samenstelling kun je vaak gewoon aan elkaar vastplakken(!). Dit probeer je in eerste instantie altijd met de woorden. Toch kan dit lang niet altijd. Soms heb je één of meer tussenletters (-e, -en en -s) nodig om een goede samenstelling te maken.  

Bekijk de filmpjes die hieronder staan.


Wanneer komt er tussen -en?
Als het eerste woord van de samenstelling uit een zelfstandig naamwoord bestaat dat alleen een meervoud heeft met -en komen die twee letters in de samenstelling te staan. Bijvoorbeeld: boek + kast:

boek is een zelfstandig naamwoord en kent alleen het meervoud boeken, dus wordt het boekenkast.

 

Wanneer komt er alleen een tussen -e?
Je schrijft alleen een -e in de volgende gevallen:

1. Als het eerste deel alleen een meervoud heeft op -s. Bijvoorbeeld bij het woord horloge. Het woord horloge kent alleen het meervoud horloges, dus komt er in     de samenstelling geen tussen -n, maar alleen een -e.

2. Als het eerste deel twee meervouden kent, namelijk een met -s en een met -en.
   Voorbeelden hiervan zijn: keuze → keuzes en keuzen (dus schrijf je: keuzeopdracht); groente groentes en groenten (dus schrijf je groentesoep).

3. Ook als het eerste deel überhaupt geen meervoud heeft, schrijf je alleen een tussen -e. Rijst en benzine zijn hier voorbeelden van. Je schrijft dus: rijstepap         en benzinestation.

4. Je schrijft ook alleen een tussen -e wanneer het eerste deel van de samenstelling uniek is, zoals de zon. Hier is er maar één van. Dit geldt ook voor woorden         als: maan, hel en koningin. Daarom schrijf je: zonnestraal, maneschijn, hellevuur en Koninginnedag.

5. Als het eerste deel het bijvoeglijk naamwoord (tweede deel) versterkt. Voorbeelden hiervan zijn: reuzeleuk, beresterk, boordevol, apetrots, stekeblind.
   Je kunt in plaats van dat bijvoeglijk naamwoord net zo goed erg neerzetten: het is erg vol, ik ben erg trots en hij is erg blind.  

6. Wanneer het eerste deel geen zelfstandig naamwoord is, maar bijvoorbeeld een bijvoeglijk naamwoord.
   Voorbeelden hiervan zijn: hogeschool; armelui; brekebeen.

7. Daarnaast schrijf je alleen een tussen -e als het woord niet meer als een samenstelling wordt gezien of als de woorden niets met de eigenlijke betekenis te         maken hebben. Je herkent als het ware niet of nauwelijks meer de woorddelen. Dit worden versteende samenstellingen genoemd.
   Voorbeelden hiervan zijn: bruidegom, klerezooi, elleboog, bakkebaard.

 

Wanneer komt er een tussen -s?
Bij veel woorden kun je horen of er een tussen -s moet komen te staan. Alleen bij sommige woorden is het lastig te horen, omdat het tweede deel van de samenstelling dan met een -s begint.
Bijvoorbeeld bij station + straat. Hier hoor je niet of er een tussen -s moet komen, maar als je een ander woord in de plaats van straat zou plaatsen, dan hoor je het wel: stationsplein. Daar hoor je dus wel een tussen -s en daarom moet ook stationsstraat met een tussen -s worden geschreven.

 

Opdracht 5
Maak onderstaande oefening.