5.4 Persoonlijk voornaamwoord

Persoonlijke voornaamwoorden vervangen zelfstandige naamwoorden (verwijswoorden), bijvoorbeeld:

Chris kan heel goed voetballen → Hij kan heel goed voetballen.

of

Marije geeft het boek aan Maud → Zij geeft het boek aan haar.

Als het persoonlijk voornaamwoord naar een persoon verwijst, kun je ook iemand neerzetten.
In het schema hieronder vind je alle persoonlijke voornaamwoorden en wanneer deze worden gebruikt.

 

 

Als onderwerp in de zin

  Als ander zinsdeel

eerste persoon
enkelvoud

    ik

   mij, me

tweede persoon enkelvoud

    jij, je, u

   jou, je, u

derde persoon
enkelvoud

   hij, zij, het

  hem,  haar, het

eerste persoon
meervoud

  wij, we

  ons

tweede persoon meervoud

  jullie, u

  jullie, u

derde persoon
meervoud

  zij, ze

  ze, hen, (hun)


Het woordje het is dus meer dan alleen lidwoord. In sommige gevallen heb je namelijk niet met een lidwoord te maken, maar met een persoonlijk voornaamwoord. Een voorbeeld hiervan is:

Dat paard staat te grazen. Het heeft al heel veel kilo's gras gegeten.

Het verwijst hier naar het paard en is dus een persoonlijk voornaamwoord.

 

Opdracht 3
Maak onderstaande oefening over persoonlijke voornaamwoorden.

Extra oefeningen voor het persoonslijk voornaamwoord vind je hieronder:

http://www.berktekst.nl/grammatica/grammatica-woordsoorten/persoonlijk-voornaamwoord/persoonlijk-voornaamwoord-01/

http://www.berktekst.nl/grammatica/grammatica-woordsoorten/persoonlijk-voornaamwoord/persoonlijk-voornaamwoord-02/

http://www.berktekst.nl/grammatica/grammatica-woordsoorten/persoonlijk-voornaamwoord/persoonlijk-voornaamwoord-03/

http://www.berktekst.nl/grammatica/grammatica-woordsoorten/persoonlijk-voornaamwoord/persoonlijk-voornaamwoord-04/