Als je hebt geconcludeerd dat 'het probleemwoord' geen persoonsvervom is, maar wel een werkwoord.
Dan bepaal je op het gaat om:
1. Een voltooid deelwoord
2. Het hele werkwoord
3. Het bijvoeglijk naamwoord
Het voltooid deelwoord
Als het werkwoord in de betreffende zin niet van tijd kan veranderen, is het geen persoonsvorm. Je moet dan vast gaan stellen welke werkwwordsvorm het wel is.
Het voltooid deelwoord heeft een aantal kenmerken:
a. het geeft aan dat iets voltooid is (het is klaar of voorbij);
b. het kan niet van tijd veranderen;
c. meestal staat er een hulpwerkwoord als 'hebben', 'zijn' of 'worden' bij;
d. veel voltooide deelwoorden beginnen met 'ge', 'be', 'ver', 'ont', 'her', 'over', 'mis'.
vb. De arts heeft mijn zoon behandeld.
vb. Mijn buurvrouw heeft een appeltaart gebakken.
vb. Zijn vriendje heeft het geheim verteld.
Hoe bepaal je nu of het voltooid deelwoord op een -t of een -d eindigt?
1. Je kunt het woord langer maken: Ik heb het verteld. (de vertelde leugen), je hoort een -d dus dan schrijf je een -d.
2. Je kijkt naar de laatste letter van de stam. Zit deze letter in het 't kofschip? dan een -t. Zit deze letter er niet in? Dan een -d.
vb. Zijn zus heeft een leugen vertel_ / vertellen/ 'l' zit niet in 't kofschip dus -d
Infinitief / hele werkwoord
Als een werkwoord in een zin geen persoonsvorm is en ook geen voltooid deelwoord, maar wel op 'en' of 'n' eindigt, heb je waarschijnlijk te maken met een infinitief. De infinitief is het hele werkwoord. We noemen het hele werkwoord ook wel de woordenboekvorm.
Wij moeten hem even helpen.
Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets van een zelfstandig naamwoord.
Nina heeft een leuk idee.
Dat verplichte vak is belangrijk.
Als een bijvoeglijk naamwoord verbogen wordt, komt er een -e achter. Bij werkwoordsvormen gaat dat precies hetzelfde.
Het leuke idee.
Een verhelderend gesprek.
Als je niet goed weet, of het bijvoeglijk naamwoord na verbuiging uitgesproken wordt me tde of te kan 't kofschip gebruikt worden.