Persoonsvorm
De persoonsvorm (pv) is het werkwoord dat in de zin van tijd kan veranderen.
Sterre zal een reis gaan maken.
Sterre zou een reis gaan maken.
In bovengenoemde zinnen staan drie werkwoorden: zal, gaan en maken. Alleen het werkwoord 'zal' kan in de zin van tijd veranderen. Dit betekent dat 'zal' de persoonsvorm is.
Voltooid deelwoord
Als het werkwoord in de betreffende zin niet van tijd kan veranderen, is het geen persoonsvorm. Je moet dan vast gaan stellen welke werkwwordsvorm het wel is.
Het voltooid deelwoord heeft een aantal kenmerken:
a. het geeft aan dat iets voltooid is (het is klaar of voorbij);
b. het kan niet van tijd veranderen;
c. meestal staat er een hulpwerkwoord als 'hebben', 'zijn' of 'worden' bij;
d. veel voltooide deelwoorden beginnen met 'ge', 'be', 'ver', 'ont', 'her', 'over', 'mis'.
vb. De arts heeft mijn zoon behandeld.
vb. Mijn buurvrouw heeft een appeltaart gebakken.
vb. Zijn vriendje heeft het geheim verteld.
Infinitief
Als een werkwoord in een zin geen persoonsvorm is en ook geen voltooid deelwoord, maar wel op 'en' of 'n' eindigt, heb je waarschijnlijk te maken met een infinitief. De infinitief is het hele werkwoord. We noemen het hele werkwoord ook wel de woordenboekvorm.
Wij moeten hem even helpen.
Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets van een zelfstandig naamwoord.
Nina heeft een leuk idee.
Dat verplichte vak is belangrijk.
Zelfstandig naamwoord
Zelfstandige naamwoorden zijn woorden die mensen, begrippen, dieren, dingen en verschijnselen aanduiden. Je kunt er ook de lidwoorden 'de', 'het' en 'een' voorzetten.
Als je het lidwoord 'het' voor de infinitief kunt denken of zetten, heb je te maken met een zelfdstandig naamwoord. Je schrijft dan gewoon het helewerkwoord op.
(Het) sporten vindt hij leuk.
Anne-Marie is aan het sporten.
Tegenwoordig deelwoord
Het tegenwoordig deelwoord houdt in dat iets aan de gang is.
Giechelend gaan zij verder.
Gebiedende wijs
Het werkwoord in de volgende zinnen staat in de gebiedende wijs. Er is dan sprake van een opdracht of een bevel.
Roep hem eens terug!
Leenwoorden
Leenwoorden leen je uit een andere taal: interviewen, scoren, faxen, e.d. Als je leenwoorden vernederlanst, ontstaan er zogenaamde bastaardwoorden. Engelse werkwoorden moeten hetzelfde worden vevoegd als zwakke werkwoorden in het Nederlands.