regels persoonsvorm vervoegen

Je weet inmiddels wanneer je de persoonsvorm hebt gevonden.

Als je zelf moet bepalen hoe het 'probeemwoord' moet worden geschreven, pas dan de onderstaande handelingen toe.

1. Staat de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd?

ja = stam + t

2. Staat de persoonsvorm niet in de tegenwoordige tijd maar in de verleden tijd?

ja = bepaal of het een sterk werkwoord  (lopen - liep) is of een zwak werkwoord (bijvoorbeeld vermoeden)

Is het een zwak werkwoord?

ja = neem dan de ik-vorm van dat werkwoord + de(n) of + te(n)

de(n) laatste medeklinker van de stam zit niet in 't exkofschip

te(n) laatste medeklinker van de stam zit wel in 't exkofschip

 

Dit geldt ook voor de Engelse leenwoorden!

faxen

tegenwoordige tijd: ik fax (ik-vorm), jij,hij, zij, u faxt (ik-vorm +t)

verleden tijd: hij faxte (ik-vorm + te(n) of  de(n)) om te bepalen of je -te(n) of -de(n) luister je naar de laatste klank van de stam. De eind klank van de stam 'x' klinkt als 's' dit zit in 't kofschip, dus dan -te(n)

 

Nu ga jij de persoonvormen vervoegen in onderstaande opdracht.

Heb je deze oefening klaar, ga dan naar 'voor de leerling stap 3 is het geen persoonsvorm?' in het menu.