Begrippenlijst

Ecosysteem
Min of meer begrensd deel van de natuur als een samenhangend geheel van biotische (levende) en abiotische (niet-levende) factoren.
Biotisch
Biotisch betekend 'levend'.
Abiotisch
Abiotisch betekent 'niet levend'.
Biotoop
Door abiotische factoren bepaald gebied(je) binnen een ecosysteem waar organismen kunnen leven. Bijvoorbeeld: droge en warme heidegebieden vormen een biotoop voor de adder.
Verstoring
Gebeurtenis die ervoor zorgt dat een ecosysteem verandert.

Dynamisch evenwicht
Toestand waarbij alle veranderingen in een ecosysteem binnen bepaalde grenzen blijven schommelen.

Abiotische factoren
De niet-levende omgeving in een ecosysteem.
Wisselwerking
De invloed van biotische en abiotische factoren onderling en op elkaar.
Competitie
Concurrentieproces waarbij individuen elkaar  nadelig beïnvloeden als gevolg van een beperkende omgevingsfactor die ze allebei nodig hebben, zoals bv. voedsel of water. Competitie kan binnen de soort en tussen soorten optreden.

Symbiose
Langdurige samenleving van individuen van verschillende soorten, waarbi de samenleving minstens één van de organismen voordeel biedt. Er bestaan drie typen van symbiose: mutualisme, commensalisme en parasitisme.

Parasitisme
Type van symbiose waarbij het ene individu voordeel heeft en het andere individu nadeel ondervindt.
Mutualisme
Type van symbiose waarbij de individuen van beide soorten voordeel hebben.
Commensalisme
Type van symbiose, waarbij de individuen van de ene soort voordeel hebben en de individuen van de andere soort geen nadeel
Levensgemeenschap
Alle populaties die in een bepaald gebied leven.
Saprofyt
Organisme dat zich voedt met dode (delen van) andere organismen.
Populatie
Groep organismen van dezelfde soort in een bepaald gebied, die zich onderling voortplanten.
Predator
Natuurlijke vijand of roofdier, dier dat zijn prooi actief bejaagt om te doden (predatie).
Predatie
Het doden en als voedsel gebruiken van dieren.
Producenten
Organismen (planten) die zelf voedsel maken; planten maken door fotosynthese suikers (voedsel) van koolstofdioxide en water, met zonlicht als energiebron.
Prooi
Dier dat als voedsel dient voor een predator.
Territorium
Gebied dat door een of meer individuen van een soort wordt bezet en tegen binnendringende soortgenoten wordt verdedigd.
Voedselketen
Een keten van eten en gegeten worden, waarbij elk organisme een voedselbron is voor een volgend organisme. Een voedselketen begint altijd met een plant (producent). Bijvoorbeeld: gras → rups → koolmees.
Voedselweb
Geheel van voedselketens binnen een levensgemeenschap.
Consumenten
Organismen die andere organismen als voedsel gebruiken.
Reducenten.
Organismen die stoffen in uitwerpselen en dood materiaal afbreken tot mineralen. De vrijkomende mineralen kunnen door planten weer als voedingsstof worden opgenomen. Reducenten spelen een belangrijke rol in de kringloop van mineralen. Voorbeelden van reducenten zijn schimmels die hun energie uit dode organismen halen en ook bacteriën die leven van uitwerpselen van andere organismen.