Extra theorie

Hun

Hun kan twee functie hebben in de zin. Hun kan terugkomen als een bezittelijk voornaamwoord of als meewerkend voorwerp.

Voorbeelden bij bezittelijk voornaamwoord:

  1. Het is hun fiets.
  2. Hun auto is kapot

Het woord hun geeft in deze zinnen aan wie een voorwerp bezit.

Voorbeelden bij een meewerkend voorwerp:

  1. Hij geeft hun de fiets.
  2. Het meisje geeft hun eten.

Het woord hun geeft in deze zin het meewerkend voorwerp aan of voor, een wie of wat. In zin een kan je hun vervangen door de meisjes en in zin twee door de konijntjes.

Hen

Hen gebruik je na een voorzetsel of als lijdend voorwerp. Vind je het nog lastig om het meewerkend- en lijdend voorwerp uit elkaar te halen? Geen probleem! Check dan het filmpje onderaan de pagina voor extra uitleg.

Voorbeelden bij een voorzetsel:

  1. De fiets is van hen.
  2. De boomhut wordt voor hen.

In deze zinnen gebruiken we hen omdat het na een voorzetsel komt.

Voorbeelden bij lijdend voorwerp

  1. Hij waarschuwde hen niet optijd.
  2. Gaan wij hen verkopen?

Hen heeft hier de functie van het lijdend voorwerp. Een wie, in zin een kan je hen vervangen door de kinderen en in zin twee door de kittens.