Fossielen

Een paleontoloog is een persoon die fossielen bestudeert.

Hoe ontstaan fossielen:

We nemen het organisme trilobiet als voorbeeld. De trilobiet leefde ongeveer 457 miljoen jaar geleden in de oceanen.

Als de trilobiet stierf belandde zijn lichaam op de bodem van de oceaan. De zachten delen van zijn lichaam rotten al snel weg. Maar de harde delen worden heel langzaam verteerd door allerlei micro-organismen. Gedurende vele jaren worden er allemaal sedimenten afgezet, deze komen dus ook op de dode trilobiet terecht. Sedimenten bestaan uit slib, zand en klei deeltjes. Door deze lagen komt er weinig zuurstof bij het lichaam van de trilobiet. De micro-organismen hebben zuurstof nodig on de trilobiet te verteren.

De sedimentlagen worden steeds dikker. Hierdoor verandert ook de druk en de temperatuur op het lichaam. Onder de juiste omstandigheden kan er een chemisch proces optreden, namelijk fossilisatie.

Afbeeldingsresultaat voor fossielen ontstaan

De eerste vorm van fossilisatie is dat door chemische reacties het harde overblijfsel van het dode dier wordt omgezet in steen. De fossiel is dan een exacte kopie van de orginele trilobiet.

De tweede mogelijkheid is dat er een afdruk onstaat van de trilobiet.

De derde mogelijkheid is dat het fossiel eerst geheel opgelost wordt. De holte die overblijft kan worden opgevuld door mineralen. Dit is dus alleen een afdruk. De interne structuur van het fossiel bestaat dan niet.

Afbeeldingsresultaat voor fossielen afdruk
Allerlei geologische verschijnselen kunnen er voor zorgen dat het fossiel weer aan het oppervlakte komt.

Bijvoorbeeld door erosie of door regenwater

Er zijn dus een paar idealen omstandigheden waar in fossielen kunnen onstaan. Deze omstandigheden zijn:

- Bodem van de zee
- Organisme bedolven door lava van vulkaan
- Aardverschuiving
- Extreme kou

Waarom zijn deze omstandigheden nou zo gunstig? Dit komt door dat hier als snel weinig zuurstof is. In deze zuurstofloze gedieden kunnen micro-organismen niet verteren, en blijft het organisme liggen waardoor het een fossiel kan worden.

Fossielen zijn dus alle resten en sporen van planten en dieren die bewaard zijn gebleven in gesteentes.
(Er zijn ook fossielen gevonden van insecten in het hars van naaldbomen)

Fossielen zijn erg belangrijk in de evolutie. Aan de hand van de fossielen kan er worden gekeken wat er vroeger leefde. En zo kunnen er ook periodes waarin het dier leefde bekend worden.

Afbeeldingsresultaat voor fossielen dinosaurussen

Zo is er ook onderzoek gedaan naar dinosaurussen en weten we hier steeds meer van.