Orgaansstelsel

Van klein naar groot. 

 

Je weet nu dat de cellen de kleinste onderdelen zijn van het lichaam. Ook weet je dat meerdere cellen met dezelfde vorm en functie een specifiek weefsel vormen. Daarnaast heb je ook geleerd dat de weefsels een orgaan vormt en de verschillende organen met hun functies. Al deze organen werken samen met elkaar om een specifiek functie uitvoeren in het lichaam. Een groep samenwerkende organen met dezelfde functie noem je een orgaanstelsel. 


Je hebt 11 soorten orgaanstelsels: 

Beenderstelsel: beschermt organen, maakt beweging mogelijk, het geeft vorm aan je lichaam en maken bloedcellen.

Spierstelsel: zorgt voor beweeglijkheid. 

Ademhalingsstelsel: opnemen van zuurstif en afgeven van koolstofdioxide. 

Bloedvatenstelsel: transport van bloed met zuurstof en voedingstoffen naar organen. transport van bloed met co2 en andere afvalstoffen naar de longen. 

Verteringsstelsel: verteren van voedsel zodat het opneembaar wordt voor de darmen.

Zenuwstelsel: bestaat uit hersenen, ruggenmerg en zenuwen. je lichaam aansturen en informatie verwerken uit zintuigen.

Huid: isolatie voor warmte en regelt lichaamstemperatuur. 

Voortplantingsstelsel: voortplanten

Urinestelsel: afvalstoffen uitscheiden en samenstelling van stoffen regelen in het bloed.

Hormoonstelsel: bestaat uit organen die hormonen (signaalstoffen) ana het bloed geven.

Lymfestelsel: voert vocht uit weefsels af en speelt een rol in het afweersysteem. 


Van klein naar groot.

https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/3/3e/Organization_levels_mouse.svg/1280px-Organization_levels_mouse.svg.png