2.2 Oplossen met inklemmen
Voor het oplossen van een vergelijking kan je ook inklemmen gebruiken. Je gaat steeds een getal invullen en kijken of er het goede antwoord uit komt.
Voorbeeld:
Piet berekent zijn verdiensten met de verkoop van appels volgens de volgende formule:
Verdiensten in euro = 2 + 0,10 x aantal appels
Piet verdient op een ochtend 11 euro.
De vraag is dan natuurlijk: hoeveel appels heeft hij dan verkocht?
De vergelijking die hier bij hoort is: €11 = 2 + 0,10 x aantal appels
In een vergelijking vul je dus nog niet het antwoord in!!
De oplossing van deze vergelijking is het aantal appels dat hij verkocht heeft en daar dus €11 mee verdient.
Oplossen met inklemmen is een getal invullen en doorgaan totdat je de oplossing gevonden hebt. En dit noteer je netjes onder elkaar.
(10) 2 + 0,10 x 10 = 3 euro (dit is nog veel te weinig).
(50) 2 + 0,10 x 50 = 7 euro (dit is nog te weinig).
(100) 2 + 0,10 x 100 = 12 euro (dit is te veel)
(90) 2 + 0,10 x 90 = 11 euro (dit is het goede antwoord)
Het goede antwoord is 90 appels.
Het ingevulde bedrag moet ingeklemd zijn tussen 2 andere bedragen. Je vult in dit geval 89 en 91 ook in.
(89) 2+ 0,10 x 89 = 10,90 euro
(90) 2 + 0,10 x 90 = 11 euro
(91) 2 + 0,10 x 91 = 11,10 euro
Het goede antwoord zit nu 'ingeklemd' tussen 2 andere uitkomsten. Schrijf bij oplossen met inklemmen dus altijd drie pogingen op!
Instructievideo:
Opgaven
1. Pedro werkt bij de brandweer. Hij krijgt per uur zijn loon betaald. De formule die hier bij hoort is:
Verdiensten in euro = 5 + 15 x aantal gewerkte uren
Pedro verdient op een dag €140.
Bereken met inklemmen hoeveel uur Pedro heeft gewerkt??
Schrijf eerst de vergelijking op die hier bij hoort en ga dan op zoek naar de oplossing door middel van inklemmen.
2. Jan verkoopt kaartjes voor een voetbalwedstrijd. Per kaartje maakt hij 40 eurocent winst. Hij maakt winst volgens de formule:
winst in euro = 2 + 0,40k.
k = het aantal kaartjes
Bereken met inklemmen hoeveel kaartjes Jan moet verkopen, zodat de winst 28 euro is.
Schrijf eerst de vergelijking op die hier bij hoort.
3. Los de vergelijkingen op met inklemmen:
a 300 - 1,5t = 150
b 25 + 5t = 275
c 0,65 + 0,15t = 3,95
4. Bart kweekt tomaten op zijn boerderij. Hij krijgt 200 tomaten per jaar van zijn buurman. Zelf kweekt hij tomaten
volgens de formule:
Totaal aantal tomaten per jaar = 200 + 16t
t = tijd in maanden
Hoeveel maanden moet Bart tomaten kweken, zodat hij op een totaal aantal van 792 tomaten komt?
Schrijf eerst de vergelijking op die hier bij hoort.