Boek 3 - Oeroeg

boekverslag 3

Hella Haasse, Oeroeg.

Genre: novelle

niveau 3

door: Anne Knijnenburg

Samenvatting

Oeroeg is het verhaal van de herinneringen aan een jeugdvriendschap van een Nederlandse en een Soendanese jongen. Ze zijn bijna even oud en allebei geboren op de theeplantage in de Preanger (West-Java) waar ze hun jeugd doorbrachten. De ik-verteller is de enige zoon van de administrateur (feitelijk de directeur) van de onderneming, Oeroeg is de oudste zoon van een mandoer (opzichter). Tot hun zesde jaar genieten ze samen van het vrije leven in de natuur rondom de theetuinen. Ongecompliceerd en vanzelfsprekend zijn ze altijd samen. De ik-verteller gaat helemaal op in het tropenleven en is liever bij Oeroeg thuis dan bij zijn eigen ouders.

Een ingrijpende gebeurtenis in deze jaren is voor de ik-verteller een uitstapje met gasten uit Batavia naar het bergmeer, op enige afstand van de onderneming. Bij hoge uitzondering mag hij daarbij zijn. Na een luidruchtige rijsttafel gaat het per auto hoger de bergen in voor een romantische zwempartij bij maanlicht. De vader van Oeroeg en de tuinman gaan mee om het gezelschap met een vlot naar het midden van het meer te varen. Dichter bij de kant is het zwemmen te gevaarlijk vanwege de dichte begroeiing met waterplanten. Door baldadig dronkemansgedoe van de mannen breekt het vlot en kapseist. De kleine verteller valt in het water en wordt ternauwernood door zijn vader gered. Oeroegs vader, die ook diep gedoken is om hem te redden, raakt verward in de waterplanten en verdrinkt. De kleine ik-verteller is wanhopig en voelt zich schuldig.

De lagereschooltijd breekt aan en als een soort smartengeld betaalt de administrateur de schoolopleiding van Oeroeg. 's Ochtends worden de twee vrienden per auto naar het lokale stationnetje gebracht, vanwaar ze per trein naar Soekaboemi reizen. Daar scheiden hun wegen: Oeroeg gaat niet naar de blanke Nederlandse maar naar de Hollands-Inlandse school. Oeroeg blootsvoets, zijn blanke vriend op sandalen. Geleidelijk aan veranderen hun hobby's: ze gaan postzegels en plaatjes van auto's en vliegtuigen verzamelen. Vervolgens blijkt de ik-verteller plezier te krijgen in lezen; Oeroeg kan mooi tekenen. De sfeer in de administrateurswoning is echter allerminst opgewekt. Het huwelijk van het echtpaar strandt: moeder vertrekt met een vrachtauto vol spullen naar Nederland, vader blijft ontmoedigd en in zichzelf gekeerd achter.

Een volgende grote gebeurtenis in het leven van het tweetal is de komst van een nieuwe employé, Gerard Stokman. Zijn collega's houden hem voor een zonderling ' hij houdt niet van drinken en bridgen ' maar de jongens sluiten meteen vriendschap met hem en luisteren graag naar zijn verhalen. Gerard is een echt natuurmens die vooral in de weekenden de bergen intrekt om op wilde varkens te jagen. Al gauw krijgen de twee vrienden gedaan dat ze mee mogen. Ondanks de ontberingen ' pover eten en drinken, ijskoude nachten, vrijwel geen slaap ' beleven ze het als een groot avontuur.

Een ingrijpende verandering treedt op als de administrateur met verlof gaat maar zijn zoon niet kan meenemen. Volgens zijn vader moet hij zo snel mogelijk na de lagere school naar een hbs in Nederland. '"Je verindischt helemaal, dat hindert me."' (p. 48) en: '"Jij bent een Europeaan"' (p. 49). In dat kader beveelt zijn vader hem ook, dat er vaker Nederlandse klasgenoten bij hem moeten komen spelen. Dat leidt tot een verrassende ontdekking. Hij wordt zich namelijk voor het eerst in zijn leven bewust van het feit dat Oeroeg in de ogen van anderen een "inlander" was.

Vanwege het vertrek van zijn vader wordt de ik-verteller ondergebracht in een pension in Soekaboemi. De leiding daarvan heeft Lida, dertig à veertig jaar oud, eigenlijk verpleegster maar door pech

noodgedwongen pensionhoudster. Ze is vriendelijk en hulpvaardig en neemt ook al gauw Oeroeg in huis. Oeroeg blijkt een begaafde leerling. Lida heeft een zwak voor hem, verbetert stelselmatig zijn Nederlands en droomt ervan dat haar beschermeling eerst de mulo zal doorlopen en dan in Soerabaja naar de Nederlands-Indische Artsenschool zal gaan. Ze is ook bereid alle kosten voor haar rekening te nemen, omdat de administrateur weigert die te betalen.

Na de lagere school breekt een nieuwe fase aan. Lida verhuist naar Batavia, waar Oeroeg naar de mulo gaat en zijn vriend naar de hbs. De laatste moet daar tot zijn verdriet in een internaat en ziet zijn vriend, die nog bij Lida woont, alleen 's zondags. Het valt hem op dat Oeroeg erg verandert. Hun contact verflauwt. Oeroeg gedraagt zich steeds meer westers en wil graag doorgaan voor een Indische Nederlander. Hoewel Lida hem ook op het internaat geplaatst weet te krijgen, wordt de verwijdering steeds duidelijker. Oeroeg trekt veel op met Abdullah, een Arabische vriend, en weinig met zijn Nederlandse makker.

Als Oeroeg de mulo heeft afgemaakt vertrekt hij met Abdullah naar Soerabaja en trekt daar in bij diens familie. Ook Lida verhuist daarheen. Brieven zijn schaars en blijven na verloop van tijd volledig achterwege. Wanneer de ik-verteller voor zijn eindexamen is geslaagd besluit hij in Delft voor ingenieur te gaan studeren. Voordat hij vertrekt reist hij naar Soerabaja om afscheid te nemen van Oeroeg en Lida. Oeroeg blijkt sterk veranderd: hij is een volwassen, zelfbewuste student, actief in allerlei groepen en bewegingen. Hun gesprekken nemen al gauw een dramatische wending. De ik-verteller voelt zich het mikpunt van hun felle kritiek op het koloniale bewind. Hij weet zich geen raad met hun scherpe anti-Nederlandse uitlatingen en voelt zich buitengesloten.

Als ingenieur komt de ik-verteller in 1947 naar zijn geboorteland terug. De eerste politionele actie tegen het Indonesische streven naar onafhankelijkheid is net begonnen. Hij gaat op zoek naar Oeroeg en de plantage waar ze zijn opgegroeid. Er is veel verwoest en platgebrand. Maar het oerwoud is nog hetzelfde en hij wil graag het bergmeer nog eens terugzien waar hij bijna verdronken was. Opeens staat hij oog in oog met Oeroeg als vrijheidsstrijder. Die houdt hem met getrokken revolver onder schot. Lang staan ze zwijgend tegenover elkaar. Dan beveelt Oeroeg in het Soendanees: 'Ga weg. Je hebt hier niets te maken' (p. 103). De vervreemding blijkt een onoverbrugbare kloof te zijn geworden.

analyse

Personages

Het gaat in de novelle om Oeroeg en de blanke ik-verteller. Het valt deze laatste, ee kleine administrateurszoon, al vroeg op dat er verschillen zijn: dat Oeroeg bijvoorbeeld nooit lacht met open mond, dat hij ongelooflijk lenig en behendig is en volkomen thuis in de tropische planten- en dierenwereld. En al jong was de kleine Hollander gefascineerd door Oeroegs zeer donkere ogen met 'die gespannen, zoekende blik' (p. 9).

De ouders van de ik-figuur voelen niets voor de intensieve omgang van hun zoon met Oeroeg. Ze dammen die zoveel mogelijk in maar zoonlief protesteert heftig tegen die beperkingen. Het is voor hem als enig kind het enige wat hij heeft. Met zijn ouders heeft hij geen enkele band: zijn vader is vaak weg, zijn moeder hangt meestal lijdend in een schommelstoel en bij de maaltijden staat 'de tafel als een eiland van eenzaamheid' tussen hen in (p. 13). Hij voelt zich niet thuis bij blanken: bij de nachtelijke zwempartij schaamt hij zich voor het gedrag van de volwassenen.

De verschillen in gedrag die hij met Oeroeg constateert accepteert hij als vanzelfsprekend, bijvoorbeeld als hij ziet hoe Oeroeg dieren plaagt: 'Het meest vermaakte hij [Oeroeg] zich met gevechten tussen twee beesten van verschillende soort' (p. 10). Hij interpreteert dit echter niet als wreedheid maar als het ontbreken van een bepaald gevoel dat westerlingen wel hebben. Verder verbaast hij er zich in toenemende mate over dat Oeroeg in zijn ogen zo passief is, de dingen zo vanzelfsprekend aanvaardt zoals ze komen. Wel ziet hij bij tal van voorvallen 'zijn [Oeroegs] donkere, zijdelingse blik (p. 61)' ' een leidmotief in het verhaal ' maar hij verdiept er zich niet in wat Oeroeg dan in stilte te verwerken heeft.

Dat laatste is karakteristiek voor de verteller en stellig een belangrijke oorzaak van de verwijdering. Pas na de dramatische slotscène komt hij tot zelfreflectie: 'Ik kende hem, zoals ik Telaga Hideung (het bergmeer) kende ' een spiegelende oppervlakte. De diepte peilde ik nooit' (p. 105).

 

Plaats en ruimte

Het verhaal speelt zich af op verschillende plaatsen in voormalig Nederlands-Indië, waaronder Batavia, Telaga Hideung (het zwarte meer) en Kebon Djati. In de laatste momenten van het boek komt de ikfiguur bij Telaga Hideung een inlander tegen waarvan hij denkt dat het Oeroeg is, de kalmte van dit meer zorgt voor en kalme maar toch gespannen omgeving.

Tijd

De gebeurtenissen in dit boek komen voor in chronologische volgorde, maar het wordt door de ikfiguur vertelt na de laatste momenten van het boek omdat het de herinneringen zijn van de ikfiguur.

Structuur

Oeroeg bevat een reeks herinneringen die chronologisch worden verteld. De ik-verteller brengt zijn verhaal als impressies van het moment en legt zich niet toe op dramatische enscenering. De chronologische structuur wordt globaal aangegeven op de eerste pagina van de novelle, waar de ik-verteller aangeeft hoe hij zich verdiept in het verleden: het speelterrein van hun jeugd, 'de verwilderde tuin van Kebon Djati' (de theeplantage), 'het treintje dat ons dagelijks heen en weer bracht naar de

lagere school in Soekaboemi, en later, op het internaat in Batavia, toen we beiden naar de middelbare school gingen' (alles p. 5).

Het gaat dus om de jeugdjaren van de beide hoofdpersonen tot aan hun achttiende. Zevenmaal wordt hun leeftijd direct of indirect aangegeven: ze zijn 'omstreeks zes jaar oud'; zitten in de vierde klas van de lagere school; zijn bijna elf, en kort daarna twaalf; Oeroeg is vijftien en zit in de tweede klas van de mulo; de ik-verteller zit in de vierde klas van de hbs en is 'zeventien, bijna achttien' als hij eindexamen doet. De tijd die verstrijkt tussen de verschillende vermeldingen illustreert in het verhaal de verwijdering, die tot een breuk leidt in de tragische ontmoeting als de ik-verteller naar Nederland vertrekt en Oeroeg een fel nationalistische student aan de NIAS is geworden.

Perspectief

“Oeroeg” is verteld als één grote herinnering van de ikpersoon aan Oeroeg, dus gezien vanaf het perspectief van de ikpersoon. Daardoor is het niet heel betrouwbaar, want hij weet niet wat Oeroeg zelf van hun relatie vindt. Dat blijkt ook aan het einde van het boek, de ikfiguur herkent Oeroeg niet meer en weet niet zeker of het wel Oeroeg is, en de persoon die waarschijnlijk Oeroeg was wil gewoon dat de ikfiguur weggaat.

Thema

'Oeroeg was mijn vriend', luidt de openingszin van de novelle. Het klinkt als een statement: Oeroeg, een verhaal over vriendschap. Maar de zin staat nadrukkelijk in de verleden tijd. Oeroeg is namelijk een verhaal over vriendschap en vervreemding. Al snel na de openingszin wordt duidelijk dat in het heden 'ieder contact, ieder samenzijn voorgoed tot het verleden behoort' (p. 6).

Halverwege de novelle wordt de openingszin herhaald en verder uitgewerkt: 'Oeroeg was mijn vriend, vrijwel sinds mijn geboorte het enige levende wezen in mijn omgeving met wie ik iedere fase in mijn bestaan, iedere gedachte, iedere gewaarwording gedeeld had. (...) het abc van mijn kinderleven' (p. 54). Maar in de loop der jaren is als een sluipend proces de vriendschap steeds meer verwaterd. Kleine voorvallen markeerden de verwijdering. Totdat bij een laatste ontmoeting in Soerabaja de conclusie alleen maar kon luiden dat de vriendschap definitief voorbij was. Het dramatische treffen in 1947 bij het bergmeer onderstreept dat de breuk onherstelbaar is.

Het besef van vervreemding geldt voor de ik-verteller niet alleen zijn vriend maar ook zijn geboorteland. Een belangrijk subthema is daardoor dat van de ontheemding. Oeroeg is voor de verteller in feite altijd een ondoorgrondelijke figuur gebleven, concludeert hij. Maar ook het exotische paradijs van zijn jeugd blijkt ontoegankelijk: het stoot hem uit. De klemmende slotvraag van de novelle luidt dan ook: 'Ben ik voorgoed een vreemde in het land van mijn geboorte?' (p. 105). Dit gevoel van nergens echt thuis horen en altijd te zweven tussen twee vaderlanden is ook in ander werk van Haasse prominent aanwezig.

eigen mening

Ik ben van mening dat het een goed boek is voor zijn tijd, hoewel alle inlanders erg stereotypisch zijn weergegeven, waardoor het een beetje een "fout" boek is. Het einde van het boek is bijzonder, is kan niet echt zeggen of het goed of slecht is. Ik denk dat ze voor een beter einde had kunnen gaan maar aan de andere kant zorgt dit voor een duidelijke conclusie van de vriendschap van Oeroeg en de ikfiguur. Ook vind ik de schrijfstijl van Haasse erg mooi, door de vele metaforen. Het thema sprak mij erg aan, wereldse onderwerpen vind ik erg interressant. Hoewel ik veel moeite heb met lezen, was dit boek daarintegen goed te doen.