De derde naamval is het meewerkend voorwerp. Je kunt deze op meerdere manieren vinden, Je kunt net als in het Nederlands de vraag stellen aan wie of voor wie maar er zijn veel makkelijkere manieren om er achter te komen of het de 3e naamval is.
De voorzetsels
In het Duits heb je net als in het Nederlands voorzetsels echter kun je in het Duits er met behulp van die voorzetsels erachter komen welke naamval je moet gebruiken!
Zo weet je als je een van de volgende voorzetsels in de zin ziet staan dat het woord wat erna komt in de derde naamval moet staan.
De voorzetsels zijn:
Bijvoorbeeld;
Fährst du mit d.. Zug? > Ga je met de trein?
Fährst du mit d.. Zug? > Mit is een voorzetsel van de derde naamval
Fährst du mit dem Zug? > Zug=Mannelijk > Dem
Oefenopgaves:
klik hier