Voorbeeld
Bereken de oplosbaarheid van PbCl2 in 0,10 M HCl.
De oplosbaarheid is s mol L-1. De concentraties zijn in de evenwichtstoestand:
[Pb2+] = s en [Cl-] = 2s + 0,10
De Pb2+-ionen in de oplossing zijn afkomstig van het opgeloste PbCl2, de Cl--ionen zijn afkomstig uit het PbCl2 en het HCl.
Er is evenwicht, dus Qc = Ks, ofwel: [Pb2+].[Cl-]2 = 1,6 x 10-5 (gegeven)
Invullen: s . (2s + 0,10)2 = 1,6 x 10-5
Dit is een derdegraadsvergelijking, die we niet zonder meer kunnen oplossen. De vergelijking kunnen we door benadering vereenvoudigen, omdat de getallen erin meetwaarden zijn en geen exacte getallen.
De uitkomst van een exacte berekening is niet beter bruikbaar dan een benaderde uitkomst.
De afwijking moet dan wel kleiner zijn dan de meetonzekerheid in de gebruikte getallen.
De benaderingsmethode gaat als volgt.
De oplosbaarheid van PbCl2 in zuiver water is s = 0,016 mol L-1. In zoutzuur is de oplosbaarheid in ieder geval een stuk kleiner, doordat het evenwicht naar de kant van het vaste PbCl2 is verschoven.
Bij benadering geldt dan: [Cl-] » 0,10
De vergelijking wordt dan:
s . (0,10)2 = 1,6 x 10-5
Zodat s = 1,6 x 10-3 = 0,0016
Je moet achteraf altijd controleren of de benadering toegestaan was.
c(HCl) = 0,10 ± 0,005
In dit geval is de benadering toelaatbaar:
[Cl-] = 0,10 + 0,0016 » 0,10
Als vuistregel kun je aanhouden dat een afwijking van 2% of minder is toegestaan.