Bij toevoeging van één van de reagerende stoffen verschuift het evenwicht zo dat een deel van de toegevoegde stof wordt omgezet. Bij wegnemen van één van de reagerende stoffen, zal het evenwicht zo verschuiven dat er weer van die stof wordt bijgevormd: de vermindering wordt deels tenietgedaan.
Indien we één van de stoffen voortdurend aan het reactiemengsel onttrekken, stelt zich geen evenwicht in en spreken we van een aflopende reactie.
Verklaring Door toevoeging van een stof neemt de concentratie van die deeltjessoort toe. Daardoor wordt de botsingskans met die deeltjes groter en neemt de snelheid van de reactie waarbij die deeltjessoort wegreageert toe. Tijdelijk wordt er meer omgezet dan teruggevormd, waardoor in de nieuwe evenwichtstoestand een deel van de toegevoegde hoeveelheid is omgezet.
Na de toevoeging veranderen de concentraties in de verhoudingen van de reactievergelijking.
De reactievergelijking geeft uitsluitend de verhouding weer waarin de deeltjes reageren.
De reactievergelijking zegt niets over de hoeveelheden stoffen die op een bepaald moment in een systeem aanwezig zijn.
Gebruik van de evenwichtsvoorwaarde
Toevoegen of onttrekken van een stof heeft geen invloed op de grootte van de evenwichtsconstante K.
Neem bijvoorbeeld het homogene gasevenwicht:
Bij toevoegen van H2 (bij constant volume en constante temperatuur) wordt de waarde van Qc groter dan de waarde van K. De evenwichtstoestand is dus verstoord. Het systeem gaat nu automatisch naar een nieuwe evenwichtstoestand doordat door evenwichtsverschuiving de teller van de breuk zal afnemen en tegelijkertijd de noemer zal toenemen, totdat de waarden van Qc en K weer aan elkaar gelijk zijn. Het evenwicht verschuift dus naar links.
Na de verschuiving van het evenwicht treedt een nieuwe evenwichtstoestand in met dezelfde waarde van K maar met andere evenwichtsconcentraties.
Nadere
toelichting
Bij verschuiving van een evenwicht is het lang niet
altijd direct duidelijk wat de uiteindelijke invloed van de verschuiving is op
de concentraties van de betrokken stoffen. We vergelijken twee toestanden: het
oorspronkelijke evenwicht 1 en het evenwicht 2 dat is ingetreden nadat de
storing op het systeem heeft plaatsgevonden.
In de
eerste evenwichtstoestand 1 is:
[HI] = [HI]ev1, [H2] = [H2]ev1 en [I2] = [I2]ev1
In
de nieuwe evenwichtstoestand 2 is:
[HI] = [HI]ev2, [H2] = [H2]ev2 en [I2] = [I2]ev2
We zien dat bij de verschuiving van het evenwicht naar
links, de concentraties van de betrokken stoffen in beide evenwichtstoestanden
verschillend zijn.
Het aantal mol
HI is toegenomen, V is constant, dus: [HI]ev2 > [HI]ev1
Het aantal mol
I2 is
afgenomen, V is constant, dus: [I2]ev2 < [I2]ev1
Met behulp van
de venwichtsvoorwaarde is nu in te zien dat moet gelden:
[H2]ev2 > [H2]ev1
Het aantal mol
H2 is
toegenomen door de extra toevoeging, maar is afgenomen door de
evenwichtsverschuiving. Het blijkt dus dat de afname door de verschuiving minder
is dan de toename door de extra toevoeging.