Je gaat nu zelf een schema maken.
In het schema laat je duidelijk zien hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd en in de verleden tijd schrijft.
Werkwijze:
Bepaal eerst wat je in het schema gaat vertellen.
Bijvoorbeeld: Zo schrijf je werkwoorden in de verleden tijd.
Zorg dat je overal voorbeeldzinnen bij hebt.
Bijvoorbeeld: Wij kookten voor de hele groep.
Bedenk hoe je schema er uit gaat zien. Wordt het een pijlenschema? Of is een tabel overzichtelijker?