Boek 6 - kinderjaren

Boek 6 eigen verslag

 

kinderjaren

Bron: https://www.scholieren.com/boekverslag/44746

Titel: Kinderjaren

Schrijver: Joni Oberski

Uitgever: BZZToH

Samenvatting:

Het boek heeft 5 delen.

I

Het boek gaat over een jongetje van Joodse afkomst. Met zijn vader en moeder woont hij in Amsterdam. Op een dag worden hij en z’n moeder per ongeluk naar Westerbork gestuurd. Na een week mogen ze weer naar huis. Kort daarop is hij jarig; hij krijgt erg veel cadeautjes, waaronder een harlekijntje. De invloed van de oorlog wordt steeds voelbaarder, met name de Jodenhaat wordt duidelijker. De kruidenier wil niets meer aan hen verkopen, maar de glazenwasser komt nog steeds.

 

II

Hij moet nu een Jodenster dragen. Bij een inval door soldaten moeten ze hun huis uit. Ze moeten naar het Muiderpoortstation, waar ze op de trein gezet worden naar Westerbork. De ouders denken of willen denken dat ze naar Palestina gaan; ze hoeven alleen nog maar de papieren klaar te krijgen. Op een dag worden er mensen omgeroepen die weg mogen uit dit kamp. Zij horen daar ook bij. Helaas gaan ze niet naar Palestina, maar naar een ander kamp waar zijn vader gescheiden wordt van hem en zijn moeder.

 

III

Hij mag in het nieuwe kamp af en toe mee om de keukenpannen schoon te maken, pas de tweede keer snapt hij dat hij ze leeg moet eten. Op vaders verjaardag zien ze vader eindelijk weer, moeder heeft een taart gemaakt van aardappelen en broodkruimels. Als zijn vader ziek wordt en naar de ziekenbarak moet bevalt hij dit wel, omdat hij zijn vader nu vaker ziet. Als hij van de dokter zijn moeder moet gaan halen omdat zijn vader niet lang meer heeft te leven verdwaald hij en vergeet de boodschap door te geven. Toch zijn ze er net op tijd bij om vader te zien sterven. Nu moet hij van de grote kinderen een proef afleggen om te bewijzen dat hij bij de groten hoort. Hij moet het ketelhuis binnengaan, hier blijken allemaal lijken te liggen. Als hij zijn moeder hierover vertelt, zegt zei dat dit het knekelhuis heet. Hij mag er nooit meer komen en wordt van top tot teen behandeld met ontsmettingsmiddel.

 

IV

Moeder en hij vertrekken weer met een andere trein. Nog steeds wordt hem verteld dat ze op weg zijn naar Palestina. Hij heeft geslapen en zijn moeder vertelt hem dingen die hij zich niet kan herinneren. Zij zegt hem dat ze al twee weken in de trein zitten. Als de trein voor langere tijd stopt gaat hij met Trude, een vrouw die hij al kent van voor het kamp, brandnetels zoeken om soep van te koken. De volgende dag komen de Russen hen bevrijden, ze nemen de Moffen mee. De mensen uit de trein worden ondergebracht in verschillende huizen in Tröbitz. Zijn moeder is ziek en wordt naar het ziekenhuis gebracht. Hij slaapt bij Trude en Eva op een kamer. Hij bezoekt zijn moeder nog een keer in het ziekenhuis. Ze is er slecht aan toe, het lijkt of ze gek geworden is. Later zegt Trude dat de weg afgesloten is en hij niet naar zijn moeder kan, maar ze liegt want zijn moeder is dood. Eva vertelt hem dat zijn moeder dood is. Hierop wordt hij zo boos op Trude dat hij koorts krijgt en vijf dagen ziek op bed ligt.

 

V

Met een Canadese vrachtwagen gaan ze terug naar Amsterdam. Meneer Paul en zijn vrouw willen hem wel adopteren. Eerst weigert hij te eten. Hij kotst ook alles uit, maar omdat hij nu een grote jongen is, hij is immers acht, moet hij het zelf opruimen.

 

Over de auteur:
Jona Oberski werd op 20 maart 1938 in Amsterdam geboren. Zijn ouders waren een paar jaar eerder van Duitsland naar Nederland gevlucht. Als de oorlog ook in Nederland uitbreekt is er geen vlucht meer mogelijk. Ze gaan de weg van zoveel Nederlandse joden: via kamp Westerbork naar Bergen-Belsen. Jona overleeft de oorlog, zijn ouders niet. Na de oorlog komt hij in een peeggezin.
Na de oorlog ging hij studeren en hij specialiceerde zich als kernfysicus. Oberski is getrouwd en heeft 3 kinderen. In de jaren \'70 volgt hij een literaire workshop o.l.v Judith Herzberg. Zo komt hij op het idee zijn eigen ervaringen op te gaan schrijven. Pas in 1978 verschijnt de novelle Kinderjaren.

Titel en genre
De titel van het boek dekt 2 lagen van het verhaal. Enerzijds kun je denken dat de hoofdpersoon een kind was: op de eerste bladzijde moet het jongetje nog jaar worden, aan het eind is hij 8. Maar anderzijds weet je na het lezen van het boek dat er in de oorlog zoveel met het kind gebeurd is dat hij op een bepaalde manier juist volwassen is geworden. Dan betekent de titel juist dat de kinderjaren van de jongen voorbij zijn.
Oberski had nog een reden om zijn boek deze titel te geven: in een interview heeft hij gezegd, dat hij een aantal jaren voor hij zijn eigen boek schreef, Kinderjaren van Tolstoj had gelezen. Oberski vond dat een heel helder boek en wilde dat zijn eigen boek zó zou worden.
Kinderjaren is een novelle. Dat beteken dat het om een korte tekst gaat. Het eerste kenmerk van een novelle is dat de hoofdpersoon direct, op een kritiek moment van zijn leven, getoond wordt. In Kinderjaren zijn dat de jaren tussen het vierde en het achste jaar van de hoofdpersoon.
In een novelle is sprake van 1 conflict. In Kinderjaren is de oorlog het conflict.
Het derde kenmerk van een novelle is dat de hoofdpersoon weinig karakterontwikkeling vertoont. Het zwaartepunt ligt vooral bij het beschreven conflict. Ook in Kinderjaren is dat zo. De oorlog waar het jongetje onschuldig in verzeilt raakt is het hoofdthema van het boek.
Oberski maakt bij het schrijven van het boek gebruik van een grote tegenstelling: macht en onmacht.

perspectief
Kinderjaren is in de ik-vorm geschreven. Omdat de hoofdpersoon een jongetje van nog geen 8 is, moest de schrijver zich inleven in de wereld van een jongetje van die leeftijd. Het lijkt of je kijkt door de ogen van een kind. Die keuze van Oberski heeft gevolgen voor de stijl waarin het boek geschreven is. Je leest in Kinderjaren alleen korte, makkelijke zinnen. In Kinderjaren heeft de schrijver overduidelijk geprobeerd de visie van een kind op de oorlog weer te geven. Niet de mening van een volwassene, niet de mening van een jonge Oberski, maar van een joods kind in oorlogstijd.





Thema
Het thema is: de onmacht van een joods kind in WO II. Met deze interpretatie lopen er 2 aparte werelden door elkaar: de wereld van Oberski en de wereld van de hoofdpersoon uit Kinderjaren.

Tijd/Tijdsvolgorde
Het verhaal speelt in de Tweede Wereldoorlog en een poosje erna
. Het verhaal wordt chronologisch verteld. Het speelt zich in ongeveer 4 jaar tijd af.

Plaats
Het verhaal speelt op verschillende plaatsen: Westerbork, Bergen-Belsen, Tröblitz en Amsterdam.

Personages
- De ik-figuur: Hij is een rond karakter. Hij is aan het begin van het boek zo\'n 4 jaar oud. Van de oorlog snapt hij niet veel, zo vindt hij zijn \'vrienden\' belangrijker dan de dood van zijn vader.
- Moeder: Zij is een vlak karakter. Ze beschermt de ik-figuur. Als haar man, van wie ze veel houdt sterft is zij de enige die hij nog over heeft. Ze houdt veel van hem.
- Vader: Hij is een vlak karakter. Ook hij houdt veel van de ik-figuur en lost aan het begin van het varhaal alle problemen op. Hoe verder je in het verhaal komt hoe minder goed dat lukt.
- Trude: Zij is een vlak karakter. Als moeder dood is vangt zij de ik-figuur een tijdje op en zorgt dat hij in een pleeggezin komt. Ze heeft in dezelfde concentratie kampen gezeten als de ik-figuur. De ik-figuur kent haar al wel van voor de oorlog. Ze is een tante of kennis.
- Eva. Zij is een vlak karakter. Zij woont een tijdje met de ik-figuur en Trude op de zolder van een huis in Tröblitz. Ze vertelt de ik-figuur de waarheid als Trude heeft gelogen over de dood van zijn moeder.
- Tante Lisa en meneer Paul. Zij zijn vlakke karakters. Ze zijn de pleegouders van de ik-figuur. Ook hen kent hij van voor de oorlog.

Mening:

 

Ik vind dat het boek een erg pakkend verhaal heeft. Vooral omdat iemand dit verteld vanuit zijn eigen jeugd en zich dit dus nog heel goed kan herinneren.

 

 

Jona herhaalt vaak wat zijn moeder hem zei: "Vergeef je naaste ook als hij je haat. Kijk altijd omhoog naar de hemel."