Ik ken het verschil tussen een homogeen en een heterogeen mengsel.
Ik ken de overeenkomsten en verschillen tussen de volgende mengsels: oplossing, suspensie en emulsie.
Ik kan uitleggen waaruit de volgende mengsels bestaan: schuim, nevel en rook.
Ik kan de volgende begrippen gebruiken: oplosbaarheid, verzadigd, onverzadigd, oververzadigd en emulgator.
Ik kan m.b.v. een kookpuntsbepaling of smeltpuntsbepaling uitleggen of een stof zuiver is of niet.
Ik kan een smeltcurve (en curves van andere faseovergangen) schetsen en op juiste wijze aflezen.
Ik kan op macro- en microniveau beschrijven wat het verschil is tussen een zuivere stof en een mengsel.
Scheiden
Ik kan voor de scheidingsmethoden bezinken, centrifugeren, filtreren, extraheren, indampen, destilleren, adsorberen en chromatograferen:
uitleggen welk type mengsel gescheiden kan worden.
uitleggen op welke stofeigenschap de scheiding gebaseerd is.
beschrijven wat je kunt doen om de scheiding te verbeteren.
de begrippen filtraat, destillaat, residu, loopvloeistof en chromatogram op de juiste wijze gebruiken.
de verschillende onderdelen van een destillatie opstelling benoemen.
voor- en nadelen benoemen.
een toepassing geven.
op zowel macro- als microniveau weergeven wat er met de stoffen in het mengsel gebeurt.
Ik kan bij een gegeven mengsel een werkplan opstellen om dit mengsel te scheiden.
Leerdoelen project:
Ik kan waarnemingen op de juiste wijze beschrijven (helder/troebel, kleur, fase).
Ik kan waarnemingen op de juiste wijze interpreteren en daarbij een passende conclusie bedenken (die antwoord geeft op de onderzoeksvraag).
Ik kan onderscheid maken tussen een waarneming en een conclusie.
Ik kan doorsnede tekeningen maken van een reageerbuis, erlenmeyer, bekerglas en een trechter.
Ik kan de scheidingsmethoden filtreren, centrifugeren, extraheren, destilleren, adsorberen en chromatograferen op de juiste wijze uitvoeren en begrijpen wat er bij elke stap gebeurd.