De eigenaar van een winkel in cadeauartikelen heeft berekend dat de bedrijfskosten per product gemiddeld 20% van de inkoopprijs zijn.
De winkelier heeft een kandelaar ingekocht voor € 20,-. Laat met een berekening zien dat de kostprijs van de kandelaar € 24,- is.
♦ 20 % van € 20 = € 4
♦ €20 + € 4 = € 24
Wat is de kostprijs als de inkoopprijs € 85,- is?
♦ € 85 x 1,2 = €102
En wat is de kostprijs bij een inkoopprijs van € 132,-?
♦€132 x 1,2 = €158,40
Van een artikel is de kostprijs € 48,-. Wat was de inkoopprijs?
♦€48 /1,2 = €40
Waarom wil een ondernemer de kostprijs van een product weten?
♦Dan weet hij voor welk bedrag hij het product kinimaal moet verkopen om geen verlies te maken.
Sander Lokic werkt in vaste dienst bij een garagebedrijf. Hij verdient € 1700,- per maand.
Yke Engels plukt aardbeien bij een boer. Per doosje aardbeien dat ze plukt, krijgt ze € 0,60 cent betaald.
Horen de loonkosten van Sander tot de constante kosten of tot de variabele kosten?
♦ Constante kosten, hij werkt in vaste dienst, het salaris komt dus elke maand terug.
De loonkosten zijn onafhankelijk van de productie
En hoe zit dat met de loonkosten van Yke?
♦ Variabele kosten. De loonkonsten zijn afhankelijk van de productie van Yke.