Mevrouw V overweegt autorijles te nemen. Krachten voor de verandering zijn:
Praktisch gemak (na behalen rijbewijs auto kopen en en snel en droog overal kunnen komen)
Kans op waardering & bewondering (haar dochter zal haar flink vinden)
Trots (Eindelijk kunnen collega's zien dat V. best tot technische dingen in staat is)
Zucht naar avontuur (met een auto kan V. onafhankelijk op stap gaan en bv. kamperen)
Zich willen laten zien (V. gedraagt zich meestal onopvallend, maar ook zij wil de wereld wel eens versteld doen staan)
Daarnaast ondervindt mevrouw ook tegenkrachten:
De kosten (Rijlessen zijn duur en een auto kost geld)
Gevaar (Als je autorijdt loop je extra kans op een ongeluk)
Sociale druk (Misschien lachen mensen me uit als ik nog op mijn leeftijd met autorijden begint denkt V.)
Angst voor confrontatie (met eigen onvermogen. V. is op school vaak uitgelachen omdat ze niet zo snel van begrip is)
Maatschappelijke morele overwegingen (Door autorijden draagt ze bij aan milieuvervuiling)
Afname van een weerstandskracht heeft meer effect dan toename van veranderingskracht. Dit komt doordat in het 1e geval de totale spanning vermindert terwijl deze in het 2e geval juist toeneemt.
Je zou kunnen zeggen dat de krachten samen de motivatie vormen. Je kunt mensen helpen veranderen door de totale spanning te verkleinen. Je kunt daarom beter ingaan op bezwaren en angsten om daar oplossingen voor te vinden dan extra argumenten aan te dragen om te veranderen. En zo kom je uiteindelijk tot de ondersteuningsvraag van de client.
Breng nu samen het krachtenveld in beeld van een client uit je groep. Heeft dit invloed op de ondersteuningsvraag ?