De shotkeuze is een belangrijk element in de film, want via het camerashot wordt betekenis gegeven aan de film. Bij speelfilms denkt de regisseur goed na over elk shot. Dat shot heeft veel effect op de kijker, het bepaalt wat hij ziet, welke sfeer de scene meekrijgt. Hoe de camera beweegt, op welke hoogte en vanuit welke hoek wordt gefilmd. Ook het beeldkader heeft effect.
Een groot totaal is een shot waarbij de kijker een overzicht te zien krijgt. Je ziet de locatie, de acteurs; het is een duidelijk geheel. De kijker kan bijvoorbeeld niet zien in wat voor stemming de acteurs zijn. Daar zijn andere beeldkaders voor nodig.
Het totaal shot laat al iets meer zien, de locatie wordt gedetailleerder, je kunt zien wat de acteurs doen. Als je een mooi shot maakt zal de kijker zich al meer betrokken voelen. Je ziet de acteurs, je leert ze nog niet echt kennen.
Je kunt ook een three shot hebben: dan zijn er drie personen in beeld.
Met een medium shot laat je de mensen kennis maken met de acteur. Een medium shot ia van middel tot hoofd. Op deze manier laat je het publiek kennis maken met de acteur en kan je al iets van de emotie van het personage zien.
Dit is het beeldkader dat helemaal gevuld wordt met de acteur met hoofd en schouders. Daarbij kun je de emotie van de acteur goed in beeld kunt brengen.
Close up is waarschijnlijk de meest bekende term in het gewone spraakgebruik.
Met een close up raakt de kijker nog meer betrokken bij deze persoon.
In het dagelijks leven kom je maar zelden zo dicht bij iemands gezicht. Met een extreme close up bereik je dat de kijker erg alert wordt.
Als je emotie wil overbrengen met een extreme close up komt het keihard over
Als je een persoon in beeld brengt zorg er dan voor dat de ogen niet precies in het midden van het beeld staan, maar op ongeveer 2/3 – 3/4 van het beeld. Komt mooier over. Bovendien kijkt iemand zelden recht in de camera, meestal iets er langs en vaak kijkt de persoon ook ergens anders naar.