Welke tijd?
Zoek op internet op in de krant een artikel dat over Europa gaat.
Zoek daarin twaalf zinnen met telkens maar één persoonsvorm. Plak de zinnen in een tekstdocument. Zorg dat je zelf weet in welke tijd de zin staat. Het zou mooi zijn als alle acht de tijden minimaal een keer zouden voorkomen.
Geef het tekstdocument aan een medeleerling. Hij/zij geeft per zin aan in welke tijd de zin staat. Gebruik de afkortingen: ott, ovt, vtt, vvt, ottt, ovtt, vttt, vvtt.
Jij doet hetzelfde in het tekstdocument van je medeleerling.
Kijk elkaars werk na.
Zijn jullie het bij alle zinnen met elkaar eens?
Overleg met je docent als je er niet uitkomt.