Algemeen
Om biologie goed te kunnen begrijpen heb je een beetje scheikundig inzicht nodig. Ook zonder scheikunde in je profiel is het goed mogelijk om het eindexamen biologie te halen, maar je zult er op sommige vakken harder aan moeten trekken dan klasgenoten die wel scheikunde in hun profiel hebben. Als het goed is heb je sowieso een goede basis scheikunde uit de onderbouw, daar kun je voor een groot deel op verder bouwen. Hieronder vatten we de belangrijkste punten voor je samen en geven soms mogelijkheden om te oefenen. Snap je een doelstelling niet, vraag een klasgenoot met scheikunde om uitleg of vraag het aan een docent scheikunde of biologie tijdens een KWT uur.
Hoofdstuk 1 Gedrag
geen scheikunde nodig
Hoofdstuk 2 Soorten en Populaties
je kent het verschil tussen organische en anorganische stoffen
Je snapt dat organismen opgebouwd zijn uit organische stoffen
Je snapt dat producenten energie vastleggen in organische stoffen (bv fotosynthese)
Je snapt dat cosumenten organismen energie en bouwstoffen binnen krijgen door andere organismen te eten
Hoofdstuk 3 Ecosystemen
Je kent de belangrijkste elementen in organische stoffen (C,H,O,N,P)
Je kunt reactievergelijkingen lezen en kloppend maken
Je realiseert je dat chemische omzettingen vaak onvolledig worden weergegeven in biologische BINAS-tabellen. Je kunt deze tabellen desondanks wel lezen (koolstof- en stikstofcyclus)
Hoofdstuk 4 Cel en Leven
Je kunt structuurformules lezen en herkent op basis hiervan DNA, RNA, Koolhydraten, Fosfolipiden, Vetten en Eiwitten.
Je kunt waterstofbruggen herkennen in een structuurformule en weet welke rol ze spelen in de structuur van eiwitten en DNA
Je kunt op basis van hydrofiele of hydrofobe eigenschappen van moleculen/ionen inschatten of ze oplosbaar zijn in water of in vetten.
Je hebt inzicht in diffusie en osmose
Hoofdstuk 5 Onderzoek
geen scheikunde nodig
Hoofdstuk 6 Voortplanting
als je hoofdstuk 4 begrepen hebt lukt dit ook
Hoofdstuk 7 Erfelijkheid
als je hoofdstuk 4 begrepen hebt lukt dit ook
Hoofdstuk 8 Evolutie
Je snapt hoe atomen opgebouwd zijn uit protonen, neutronen en electronen