Als een aanwijzend voornaamwoord naar een naamwoord verwijst in dezelfde zin, dan spreek je van niet-zelfstandig gebruik.
Voorbeeld: Dit huis is prachtig.
Een aanwijzend voornaamwoord kan ook zelfstandig gebruikt worden.
Er is dan geen verwijzing naar een ander naamwoord in dezelfde zin.
Voorbeeld: Ik vind dat een rotstreek.
Schrijf vier zinnen met een aanwijzend voornaamwoord op.
Zorg dat in de eerste twee zinnen het aanwijzend voornaamwoord niet-zelfstandig wordt gebruikt en in de laatste twee zinnen het aanwijzend voornaamwoord wel zelfstandig gebruikt wordt.
Vergelijk je zinnen met de zinnen van een medeleerling. Hebben jullie allebei vier goede zinnen kunnen vinden?