De Middeleeuwen duurden van 500 tot 1500 na Christus. Het is een periode van 1000 jaar waarin het in vergelijking met de tijd ervoor, de tijd van de Grieken en Romeinen, slecht ging. In de tijd daarna, de tijd van ontdekkers en hervormers (1500-1600), ging het weer beter. De middeleeuwen lagen dus in het midden van deze twee perioden, de Middeleeuwen.
Er wordt veel gevochten, er is nauwelijks nog handel, reizen is gevaarlijk, de grote Romeinse steden zijn er niet meer. Na een paar eeuwen van ruzie en geweld wordt het Frankische volk het sterkst. De koning van de Franken, Karel de Grote, krijgt macht over steeds meer gebieden. Maar dat duurde nog wel even, want Karel werd pas in het jaar 800 tot keizer gekroond.