Controleer de antwoorden

Antwoorden
Stap 1

1
In de kledingzaak van mevrouw Vervaak werken tien verkoopsters. Iedere verkoopster werkt 36 uur per week. Alle verkoopsters willen graag 30 uur per week gaan werken. Voor de vrijgekomen uren worden nieuwe verkoopsters aangenomen. De nieuwe verkoopsters gaan ook 30 uur per week werken.

  1. Hoeveel uur werken alle verkoopsters samen?
    10 x 36 uur per week = 360 uur per week
  2. Als de verkoopsters allemaal 30 uur per week gaan werken, hoeveel verkoopsters zijn er dan extra nodig.
    10 x 30 uur per week = 300 uur per week
    Blijft over: 360 – 300 = 60 uur per week
    60/30 = 2 extra verkoopsters nodig.
  3. Neem over en vul de juiste woorden in:
    Door ...1... verandert de hoeveelheid werk niet, maar wordt het werk over ...2... mensen verdeeld.
    (1) Arbeidstijdsverkorting (2) meer

2
In veel bedrijven is arbeidstijdverkorting doorgevoerd. Bedrijven waar nog 40 uur per wordt gewerkt, worden steeds zeldzamer. Eén dag vrij in de twee weken of vier dagen van 9 uur werken, het komt allemaal voor.
Grote bedrijven hebben over het algemeen weinig organisatorische problemen met het herbezetten van de vrijgekomen uren. Als 9 werknemers vier uur minder gaan werken, is er één extra werknemer nodig.
Kleine bedrijven hebben meer moeite met herbezetten. Door de arbeidstijdverkorting ontstaan kleine baantjes, waar soms moeilijk personeel voor te vinden is.

  1. Wat zal worden bedoeld met het herbezetten van de vrijgekomen uren?
    De vrijgekomen uren verdelen over andere mensen, dus zorgen dat de vrijgekomen uren ook weer gedraaid worden.
     
  2. Waarom hebben grote bedrijven minder organisatorische problemen met het herbezetten van de vrijgekomen uren dan kleine bedrijven?
    Bij grote bedrijven komen er al gauw meer uren vrij waardoor je makkelijker volwaardige en dus aantrekkelijke banen kunt bieden. Bij kleine bedrijven is dit lastiger en blijf je bijvoorbeeld over met een paar uur te vullen uren. Vind dan maar eens iemand die bijvoorbeeld 6 uur in de week wil komen werken.
  3. Bedenk een reden waarom arbeidstijdverkorting niet altijd tot extra arbeidsplaatsen hoeft te leiden.
    Voor een bedrijf kan het ook aantrekkelijk worden om de overgebleven uren niet her te bezetten, hiermee kunnen ze loonkosten besparen.

 

Antwoorden
Stap 2

Er is een verschil tussen de werkgelegenheid in arbeidsjaren en de werkgelegenheid in personen.

  1. Zoek op wat wordt verstaan onder de werkgelegenheid in arbeidsjaren.
    1 arbeidsjaar = 1 fulltime baan
     
  2. Wat wordt verstaan onder de werkgelegenheid in personen.
    De werkgelegenheid niet in arbeidsjaren maar in personen uitgedrukt. 1 persoon ook al werkt hij/zij een halve baan telt volledig mee.
     
  3. Leg uit waarom de werkgelegenheid in arbeidsjaren kleiner is dan de werkgelegenheid in personen.
    Stel dat 6 mensen een halve baan hebben. De werkgelegenheid in arbeidsjaren = 3 terwijl de werkgelegenheid in personen 6 is. Er zijn  altijd mensen die minder dan fulltime werken waardoor de werkgelegenheid in arbeidsjaren kleiner is dan de werkgelegenheid in personen.
     
  4. Heeft arbeidstijdverkorting invloed op de werkgelegenheid in arbeidsjaren?
    Leg je antwoord uit.
    Nee het aantal fulltime banen blijft gelijk.
  5. Heeft arbeidstijdverkorting invloed op de werkgelegenheid in personen?
    Leg je antwoord uit.
    Ja, de werkgelegenheid in personen zal stijgen, het aantal uren wordt over in verhouding meer mensen verdeeld.


Antwoorden
Stap 3

  1. De overheid kan de werkloosheid bestrijden door jongeren te stimuleren langer naar school te gaan.
    1. Als jongeren langer naar school gaan heeft dat invloed op het aanbod van arbeid. Leg uit hoe.
      Het aanbod zal afnemen zolang jongeren naar school gaan en niet werken behoren ze niet tot de beroepsbevolking.
    2. Leg uit dat als jongeren langer naar school gaan dat kan helpen bij de bestrijding van de werkloosheid.
      Langer naar school betekent op termijn meer geschoolde mensen.
       
  2. De werkloosheid is niet in het hele land even hoog.
    Tussen regio's kunnen grote verschillen zijn.
    In Groningen bijvoorbeeld is de werkloosheid bijvoorbeeld veel hoger dan in Zuid-Holland.
    De overheid kan de werkloosheid in Groningen bestrijden door bedrijven te stimuleren zich in Groningen te vestigen.

    Hoe kan de overheid bedrijven stimuleren zich in Groningen te vestigen?
    Door subsidies te geven zodat vestigen in Groningen goedkoper wordt in vergelijking met andere plaatsen.