Oefening
Maak elke opgave in je schrift.
- Schrijven doe je met pen
- Tekenen doe je met potlood
- Schrijf altijd de opgave EN de berekening EN het antwoord op.
Zodra je een opgave af hebt, kijk je deze met een andere kleur na.
- Zet een krul bij een goed, een kruisje bij een fout antwoord.
- Verbeter foute antwoorden en ga na of je je fout snapt.
- Zet een vraagteken bij een opgave die je niet begrijpt en vraag die aan een leerkracht, klasgenoot, ouder, broer/zus, ...
Pas als je alle opgaven begrijpt ga je door naar de test jezelf.