Stap 1

Bestudeer de eerste twee pagina's van het onderdeel lenen.

KB: Lenen

  1. Mevrouw Kramer heeft een vaste baan met een maandinkomen van € 3000,-.
    Zij wil bij een bank een lening van € 12.000,- afsluiten om haar badkamer te laten verbouwen.
    Meneer Staal leeft sinds zijn scheiding van een bijstandsuitkering. Hij gaat naar de bank voor een lening van € 12.000,- voor de aanschaf van een nieuwe auto.
    Waarom loopt de bank bij het verstrekken van de lening aan mevrouw Kramer minder risico dan bij het verstrekken van de lening aan meneer Staal?
  2. Pim van Loon verdient € 1800,- per maand. Daarvan spaart hij € 150,-.
    Op zijn spaarrekening staat € 3000,-. Pim wil op vakantie naar Amerika. Hij denkt € 5000,- nodig te hebben. Hij gaat naar de bank voor een lening van € 2000,-. De looptijd van de lening is 24 maanden. De lening kost Pim € 96,- per maand.
    1. Waarom zal de bank Pim de lening waarschijnlijk wel verstrekken?
    2. Hoe groot is het rentebedrag dat Pim in totaal betaalt over de lening?
    3. Hoort het bedrag dat Pim moet aflossen tot de vaste uitgaven, tot de dagelijkse uitgaven of tot de incidentele uitgaven?

Controleer je antwoorden.