consumeren het kopen van producten. |
dagelijkse uitgaven uitgaven die bijna elke dag voorkomen. |
sparen het niet uitgeven van een deel van je inkomen. |
vaste uitgaven uitgaven die regelmatig terugkeren. |
goederen producten die je kunt aanraken. |
incidentele uitgaven uitgaven die onverwachts voorkomen. |
diensten producten die je niet kunt aanraken. |
budget bedrag waarvan je een bepaalde periode moet rondkomen. |
primaire producten de meest noodzakelijke producten. |
begroting een overzicht van de verwachte inkomensten en de verwachte uitgaven. |
secundaire producten luxeproducten. Producten die niet echt noodzakelijk zijn. |
indexcijfer verhoudingscijfer; geeft de procentuele verandering weer ten opzichte van het basisjaar. |
basisjaar het jaar waarmee je andere jaren vergelijkt; het jaar met indexcijfer 100. |
commerciële reclame reclame die als doel heeft de winst te vergroten. |
nominaal inkomen de hoeveelheid geld die je verdient. |
consumentenorganisatie een vereniging van consumenten met het doel op te komen voor de belangen van de consumenten. |
reëel inkomen de koopkracht van je inkomen. |
vergelijkend warenonderzoek een test tussen aantal soortgelijke producten. |
consumentisme het streven van consumenten om meer invloed te hebben op de producenten. |
koopgedrag de manier waarop je aankopen doet. |